’t Noard – Een kijkje achter de voordeur van Wil Kuipers

Afke, van café Op Warns aan het Noard, was één van de eerste inwoners van Warns die ik sprak toen Fritjof en ik in 2008 door Warns fietsten, op zoek naar een huis. Het leek me leuk om haar nu – drieënhalf jaar later – eens wat uitgebreider te spreken.

Toen ik haar vroeg of ik haar mocht interviewen voor de Warnser Poarte, zei ze ‘nee’, om er gelukkig direct aan toe te voegen, ‘maar Wil wil dat wel, hoor’. En dus heb ik op 18 april een afspraak met Wil Kuipers. En zoals ik gehoopt had, is Afke wel bij het gesprek aanwezig. Het is rustig om 14.00 uur, de deur voor het publiek gaat pas om 15.00 uur open. Nadat we ons aan tafel hebben geïnstalleerd, steekt Wil van wal.

‘Om bij het begin te beginnen, zegt hij, ik ben opgegroeid in Sint Nicolaasga. Mijn vader was vertegenwoordiger, maar zolang ik mij herinner was hij ambulant kelner. In de zomer werkte hij als seizoenskelner, in de winter ‘deed’ hij feesten en partijen. Toen mijn broer en ik een jaar of 14, 15 waren en mijn zusje 12 of 13, kwam het hotel in Koudum te koop. Mijn vader en moeder voelden er wel voor om het te kopen, maar ze vonden dat wij, de grote kinderen, ermee moesten instemmen. Er werd van ons namelijk verwacht dat wij zouden gaan meehelpen.

Mijn broer en ik hielpen mijn vader al wel eens als hij ergens werkte. Ik herinner me nog het Tropenfauna in Heerenveen. Daar was een groot restaurant waar wel drie, vier recepties in de week waren. Daar werkte mijn vader als kelner en dan mochten mijn broer en ik mee. Wij vulden de koelkast bij, we stonden achter de bar, we poleerden de glazen en het bestek en we deden andere klusjes. Als jonge knullen vonden wij dat prachtig, dus het leek ons wel wat, een eigen horeca-bedrijf. En zo verhuisden wij van Sint Nyk naar Koudum, naar het hotel vlakbij de Martinikerk. Wij gingen bij het hotel wonen. Op 27 december 1977 zijn wij daar begonnen, ik was 15 jaar.

Vanuit Koudum ging ik naar de streekschool (SVH) in Leeuwarden: één dag naar school, de andere dagen werken bij mijn vader. De opleiding duurde drie jaar. De leraren waren horecamensen, mensen uit de praktijk. Binnen de horeca word je opgeleid tot kok (de witte kant) of kelner (de zwarte kant). Op de SVH werd vooral aandacht besteed aan de witte kant. In het restaurant van mijn vader was boeuf stroganoff een specialiteit, dat kostte destijds 50 gulden voor twee personen. Het fileren van een tong en het klaarmaken van stroganoff saus moest aan tafel gebeuren. Die dingen leerde je niet op school, die leerde je als leerling-kelner in een leerbedrijf. Ons bedrijf was een leerbedrijf, er kwamen ook andere leerlingen van school stagelopen. Dat ging niet altijd goed, omdat ik de zoon van de baas was en daardoor weleens een streepje voor had.

Vlak nadat wij in Koudum waren gaan wonen, kwam Afke in loondienst. Zij werkte in de huishouding en al snel kregen wij omgang met elkaar. Nadat ik mijn diploma had gehaald, ben ik gaan werken bij de Vrouwe van Stavoren. Daar ben ik mijn eigen carrière in de horeca begonnen. In het hoogseizoen werkte ik zeven dagen in de week. Ik heb er een mooie tijd gehad en ik verdiende er goed. Ik leerde er omgaan met collega’s en discipline opbrengen. Thuis kon ik b.v. best eens even de krant lezen als het rustig was, in de Vrouwe van Stavoren moest je altijd wat doen. Mijn baas zei: ‘ik betaal je niet om uit te rusten’.

Helaas kreeg ik in oktober 1980 – ik was toen 18 jaar – rugklachten en wel zo ernstig dat ik in de WAO belandde. Ik woonde in die tijd al samen met Afke. Ik heb anderhalf jaar lang allerlei dokters afgelopen, maar niemand kon de oorzaak van de pijn vinden. Een hernia kon het niet zijn volgens de doktoren, want een hernia gaf heel andere pijnklachten. Dat was een moeilijke tijd. Ik had dag en nacht pijn. Om de dag door te komen reed ik wat rond in mijn auto en ’s avonds zat ik in het café, niet om te drinken, maar om mensen te ontmoeten.

Ik had weleens gehoord dat mensen met rugklachten baat hadden bij een ruggenprik, maar over zo’n prik hoorde ik heel nare verhalen. Zo zou je er verlamd van kunnen raken of je hele leven pijn in je hoofd houden. Uit angst had ik dat steeds afgehouden, maar na anderhalf jaar heb ik de dokter toch maar om een ruggenprik gevraagd: alles beter dan dag in dag uit deze verschrikkelijke pijn. De ruggenprik is me heel erg meegevallen en uit onderzoek bleek dat ik een dubbele hernia had. Ik ben vier dagen later geopereerd en daarna was ik van de pijn af. Langzaam maar zeker kon ik weer aan het werk. Ik moet nog steeds wel voorzichtig zijn, mijn rug blijft mijn zwakke plek, maar het gaat weer. Na mijn ziekte heb ik in verschillende horecagelegenheden gewerkt. Ik ben een jaar terug geweest bij de Vrouwe van Stavoren, ik heb bij Sybrandy gewerkt in Rijs en in de Vigilante in Makkum.

In 1989 hoorde ik van iemand dat er werd gezocht naar een caféhouder. Nog voordat ik wist om welk café het ging, had ik al gezegd dat ik dat wel wilde doen. Het bleek om jachthaven ’t Pot te gaan, wat tegenwoordig de Vrijheid heet. Ik ben samen met Afke gaan kijken en het leek haar ook wel wat. Wij kwamen in dienst van de eigenaar van café Spoorzicht in Koudum. We hebben het gebouw helemaal opgeknapt en het lukte ons om er – binnen een jaar – een goedlopende zaak van te maken. Een jaar nadat wij daar begonnen waren, konden wij het bedrijf van mijn baas overnemen. Hoewel het nooit mijn droom was geweest om een eigen zaak te hebben – ik had tenslotte gezien hoe hard mijn ouders moesten werken, hoe sober ze leefden en dat er geen ruimte was voor een sociaal leven – ik wist wel dat de eigen spaarpot pas begint te lopen als je voor jezelf gaat werken. Ik was 27 en ik wilde eigenlijk wel zelfstandig verder en Afke ook. We vonden een bank die bereid was ons geld te lenen en toen konden we beginnen. We hebben een mooie opening gehouden en we hebben daar fantastische jaren gehad.

In 1994 zijn we naar café De Bottelier in jachthaven Marina Friesland gegaan. Ook daar hebben we weer vijf mooie jaren gehad. Het enige vervelende was dat wij niet bij het café konden wonen. Daar woonde de havenmeester namelijk en die wilde daar niet weg. Dat betekende dat wij ’s morgens vanuit Koudum naar ons werk gingen en pas diep in de nacht thuiskwamen. Noodgedwongen moesten wij onze zoon onderbrengen bij zijn grootouders. In die tijd begon bij ons de gedachte te spelen dat het fijn zou zijn een eigen zaak te hebben met een woning erbij. We waren dan ook heel blij toen we hoorden dat café Op Warns te koop kwam. Ik had eerst nog wel mijn bedenkingen, maar Afke vond dat we het moesten doen. Zij had intussen veel ervaring met koken – geleerd van mijn vader – en ik voelde me helemaal thuis in de bediening. Ik heb mijn papieren cafébedrijf en handelskennis cafébedrijf gehaald en Afke het diploma ‘sociale hygiëne’.

In 1999 zijn we hier in Op Warns begonnen. We wonen boven het café, samen met onze zoon. Die houdt ervan hard te werken, maar absoluut niet in de horeca, daar ligt niet zijn toekomst. Hij sleutelt liever aan machines en motoren, dat is meer zijn ding. Misschien heeft het er mee te maken dat hij ons zo hard ziet werken. Bovendien heeft hij er veel last van gehad dat hij zich vroeger alleen moest redden en dat hij veel bij zijn grootouders werd ondergebracht. Wij hadden geen mogelijkheid hem bij ons in het café te laten slapen.

We hebben inmiddels een grote klantenkring opgebouwd met veel vaste gasten die regelmatig terugkomen. Mensen komen hier eten omdat ze het lekker vinden. Afke houdt van koken en ze vindt het leuk om nieuwe gerechten uit te proberen. Zo staat er sinds kort een vleesspies op het menu. Verder vinden onze gasten de verhouding prijs/kwaliteit redelijk en ze waarderen de huiselijke sfeer.

Nog niet eens zo heel lang geleden konden mensen hier ook geld halen en brengen. De directeur van de bank van Stavoren hield hier kantoor. Twee keer per week kwam hij op de fiets uit Stavoren en hij ging meestal pas diep in de nacht met zijn geldkoffertje onder de snelbinders terug naar huis. Er gaat geen dag voorbij dat er niet over gesproken wordt. Er komen zelfs emigranten langs die zich dat nog herinneren. Ik vraag die mensen altijd om er iets over in het gastenboek te schrijven.

Er is de afgelopen jaren wel veel veranderd in de horeca. Er zijn meer regels gekomen, het rookverbod, het verbod op drankverkoop onder de 20, het controleren van de koel- en diepvriesapparatuur, de HACCP (het voorkomen van kruisbesmetting), de komst van de euro, de brandvoorschriften. Vanwege de brandvoorschriften moest ik een groot deel van het plafond laten isoleren. Toen het klaar was, hoorde ik dat het niet nodig was geweest, omdat de voorschriften alweer veranderd waren. Het had me heel veel geld gekost. Eerlijk gezegd zaten Afke en ik een jaar of vier, vijf geleden in een dip. Het is hard werken en we dreven een beetje op onze routine. Van de helft van de gasten weet ik bijvoorbeeld bij binnenkomst al wat ze willen eten. Dat vinden de gasten wel prettig, maar voor mij was de lol er een beetje vanaf. We konden toen kiezen: ermee stoppen of een nieuwe uitdaging aangaan. Het is het laatste geworden.

Ik kom uit het hotelwerk en we zijn van plan om aan ons café-restaurant een hotel toe te voegen. Dan wordt het weer een echte HO(tel)-RE(restaurant)-CA(fé) gelegenheid. De plannen voor een vergunning liggen al bij de gemeente. We willen in onze achtertuin vier of vijf kamers bouwen, elk voor 4 à 5 personen, in een L-vorm. Twee kamers willen we inrichten als zorgkamer voor mensen met een beperking. Deze kamers worden wel zo ingericht, dat ze vrij gemakkelijk zijn om te bouwen voor gebruik door valide mensen. De gemeente staat achter het idee, maar daarvoor moet wel het bestemmingsplan worden veranderd. Omdat dat handiger is, wil de gemeente tegelijk het bestemmingsplan voor het hele gebied veranderen en niet alleen voor ons, daarom duurt het zo lang. We zijn hier al sinds 2009 mee bezig, maar ik verwacht dat het nu niet lang meer zal duren.

Met onze naaste buren hebben we in een vroeg stadium al gesproken over onze uitbreidings-plannen. Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat we de plannen een beetje hebben aangepast. Dat had met name te maken met de hoogte van het dak van de kamers en met eventueel te verwachten geluidsoverlast. De vergunningaanvraag is bijna klaar voor publicatie in de krant, daarna moet de gemeenteraad het nog bekrachtigen en moeten we eventuele beroepsprocedures afwachten. Wanneer dat rond is, kunnen we beginnen. Als het allemaal doorgaat, kunnen we de eerstkomende jaren weer verder.

Ik verwacht geen grote bezwaren en ik hoop dat we dit jaar nog kunnen beginnen. Wanneer de vergunning afkomt, is het een kwestie van de huisjes neerzetten. We zijn er nog niet helemaal over uit of het houten chaletwoningen zullen worden of stenen huizen. Het voordeel van houten chaletwoningen is, dat ze met een grote kraan, kant en klaar – en zelfs compleet ingericht met spiegel en closetrolhouder – over het restaurant heen kunnen worden getild. De woningen worden gebouwd volgens het concept ‘connecting doors’. Dit houdt in dat je het slaapgedeelte van de ene kamer bij een andere kamer kunt trekken, zodat de bedden in het niet gebruikte gedeelte schoon blijven. Een alternatief zou zijn om stenen huizen te laten bouwen door een plaatselijke aannemer. We willen in elk geval bouwen met duurzame materialen.

We hebben dikwijls gasten die op zoek zijn naar een slaapplaats in dit gebied. Het voordeel van hotelkamers in onze achtertuin is dat mensen hier kunnen ontbijten, lunchen en dineren. En als ze dat willen, kunnen ze in het café iets drinken, biljarten of darten.
De horeca is mijn lust en mijn leven, ik zou niet anders willen. Voor Afke ligt dat anders, zij is er ingerold, zij komt niet uit het vak. Ze heeft er indertijd wel mee ingestemd van Op Warns een succes te maken, maar zij zou wel wat meer tijd voor zichzelf willen hebben. Op termijn zullen we dus personeel gaan aannemen voor de keuken en voor de bediening. Dat is allemaal al ingecalculeerd in de plannen.’

Aan het eind van het gesprek laat Wil me in de tuin nog even zien waar de kamers moeten komen. Afke heeft zich al teruggetrokken in de keuken, zij moet klaar zijn als straks de eerste gasten komen eten….

Wilma Deurloo