‘Op 14 november a.s. is mijn laatste werkdag. Dan zit het erop voor mij’, zei Tjerk toen ik hem vroeg of ik hem mocht interviewen voor de Warnser Poarte. En dus zit ik op 31 oktober tegenover hem in zijn huis aan de Kapelstrjitte.
‘Ik ben opgegroeid als boerenzoon, maar ik heb altijd gewerkt in de landbouwmechanisatie. Ik ben begonnen in Blokzijl en Giekerk, waar ik landbouwmachines repareerde. Door een reorganisatie ben ik in 1978 in Warns terechtgekomen. Daar kon ik als monteur van landbouwmachines aan de slag voor Bekkema. In 1980 kreeg ik de kans om dat gedeelte van het bedrijf over te nemen en voor mezelf te beginnen. Ik heb het 20 jaar gedaan, maar omdat mijn zoon er niets voor voelde om het bedrijf over te nemen, heb ik het in 2000 beëindigd en ben ik als monteur gaan werken voor een loonbedrijf in Koudum. Helaas kreeg ik in datzelfde jaar een bedrijfsongeval, waarna ik een chronische ontsteking in mijn schouder kreeg. Na een half jaar is er een gezwel uit mijn schouder verwijderd, maar mijn schoudergewricht was blijvend beschadigd. Ik kwam voor 45% in de WAO terecht. Ik was 53 jaar en vond mezelf nog veel te jong om thuis te zitten. Ik ben op zoek gegaan naar werk wat ik nog wel kon doen en dat vond ik als brugwachter bij de Provincie Friesland. Er was geen vacature en het heeft alles bij elkaar wel een jaar geduurd voordat ik werd aangenomen. Op 31 maart 2002 kreeg ik te horen dat ik was aangenomen, de volgende dag, op 1 april kon ik beginnen. We werken met meerdere brugwachters, maar ik ben de enige die alleen op de brug in Warns zit.’
Wanneer Tjerk begint te vertellen over zijn werk, verschijnen er lichtjes in zijn ogen, dan wordt hij enthousiast. ‘Het is niet alleen een kwestie van de brug open en dicht doen, ik moet ook rekening houden met het verkeer dat over de brug gaat. In de zomer gaat de brug wel 8 à 9 keer per uur open en dicht. Dan moet ik rekening houden met de buurtbus, want als die moet wachten voor de brug, dan is hij te laat in Stavoren. Omdat ik zelf op de buurtbus rijd, weet ik hoe vervelend dat kan zijn.
Als brugwachter moet je heel veel regels kennen. Beroepsvaart heeft bijvoorbeeld voorrang, maar sleepboten met sleep hebben te allen tijd voorrang. Vrachtschepen hebben voorrang op wegverkeer en voor sloepen hoeft de brug niet open, die kunnen er onderdoor. Je moet dat allemaal weten en je moet met van alles en nog wat rekening houden. Je moet goed kunnen plannen en de kop erbij houden. En op zondagen zit je 11 uur achter elkaar alleen op de brug. Er zijn wel collega’s geweest die daar overspannen van zijn geworden, die de druk niet aankonden.
Een extra aspect van mijn werk is het gemaal in Stavoren. Als dat draait, dan ontstaat er stroming van + 5 km/u en daar moet je rekening mee houden. Schepen die op weg zijn naar Stavoren hebben dan zoveel vaart dat ze moeilijk kunnen afremmen. Daar moet je op anticiperen door de brug snel open te gooien. Boten moeten door een soort trechter onder de brug door. Gisteravond zat er weer een boot tegen de kant aan, dat gebeurt soms. Dan roept zo’n schipper: “het stroomt weer best”. Maar als het goed is, kan hij dat zien. Als het gemaal draait, dan worden namelijk vanuit Stavoren de lampen op de brug aan gedaan. Veel mensen weten helemaal niet dat ze dat aan de lampen kunnen zien. Daarom hijsen we soms de spuivlag, dan weten ze tenminste dat er iets aan de hand is.
Als de schepen die naar Stavoren gaan door de brug zijn, dan laat ik de schepen die van de andere kant komen pas door. Die hebben bij stroming zoveel moeite om vooruit te komen, dat ik de brug soms nog even moet dichtgooien, anders ondervindt het wegverkeer er teveel hinder van. Ik probeer zoveel mogelijk rekening te houden met iedereen, maar ik moet daarin wel steeds keuzes maken. Meestal lukt het me wel om mensen tevreden te houden, maar niet altijd. Zoals die keer dat er een boot aankwam die het net niet haalde. De schipper ging voor op zijn dek staan met beide handen in de lucht, om aan te geven dat hij het er niet mee eens was. Met mijn handen heb ik aangegeven dat ik rekening had te houden met het wegverkeer. Kennelijk begreep hij het, want toen hij door de brug kwam, stak hij zijn duim omhoog. Dat is dan wel weer aardig.
Elke keer wanneer de brug opengaat, moet ik in de computer noteren hoeveel schepen er doorheen gaan, in welke richting ze varen, of het pleziervaart is of beroepsvaart en hoelang de brug open is geweest. Het is dus zeker niet zo dat ik maar een beetje kan zitten slapen, ik moet heel goed opletten. Maar als het rustig is, doe ik klusjes in en om de brug. Zo repareer ik wat er kapot is. Mijn ervaring als monteur komt daarbij goed van pas. Ik ben een probleemoplosser. Daarnaast ben ik leermeester. Ik vind het leuk om jonge mensen op te leiden, om ze iets bij te brengen. Ik ben daarin misschien soms weleens te perfectionistisch. Voor het opleiden van mensen staat namelijk een bepaalde tijd, maar daarin red ik het nooit. Technische dingen aanleren, storingen verhelpen in de kelder, lampjes vervangen, dat lukt bijna niet onder werktijd als het druk is. Dan kom ik soms ’s avonds terug of op mijn vrije dag. Die uren krijg ik gewoon uitbetaald en daar moppert mijn baas weleens over, maar ik heb nooit echt klachten gehad.
Als brugwachter heb je een 0-uren contract. Dit betekent dat je voor elk gewerkt uur wordt uitbetaald. In de zomer zijn dat er gemiddeld 40 per week. Bij een 0-uren contract betaalt de Provincie wel vakantiegeld, een bijdrage in de ziektekosten en pensioenopbouw. In de winter zitten de brugwachters meestal in de WW. Dan wordt de brug bediend door de sluiswachter in Stavoren. Op het matrixbord bij de brug staat het telefoonnummer van de sluiswachter. Als een schipper dat nummer belt, dan rijdt de sluiswachter even naar Warns om de brug te bedienen. Ik doe dit werk nu 11 jaar, in die tijd ben ik omgeschoold van monteur tot brugwachter, ik heb alle diploma’s gehaald.
Ik ben eigenlijk een vrijbuiter. Ik houd ervan om dingen te doen die ik officieel niet hoef te doen. Ik eigen me graag bepaalde dingen toe. Zo houd ik bijvoorbeeld het onkruid weg van de brug. Ik heb een onkruidkrabber gemaakt aan een lange stok. Mensen zeggen weleens: “de brug is jouw winkeltje” en dat is ook zo en goed voor mijn winkel te zorgen, dat geeft mij voldoening.
Op 15 november a.s. gaat de brug dicht, op 14 november heb ik mijn laatste werkdag. In maart 2013 wordt de brug omgebouwd. In Stavoren wordt op dit moment gewerkt aan een tweede sluis en een nieuwe bedieningsruimte. Het vertrouwde brugwachtershuisje in Warns zal verdwijnen en de brug zal vanaf maart volgend jaar op afstand worden bediend. Op termijn zullen er in de zomer twee sluiswachters werken die verantwoordelijk zijn voor de sluizen én voor de brug in Warns. Ik had wel graag nog een paar jaar op een andere brug gewild. Maar het komt toevallig zo uit dat ik 65 jaar word in januari 2013 en op dit moment mag je bij de Provincie na je 65e niet doorwerken. Ze zijn er wel mee bezig dat te veranderen en ik hoop dat ze me weten te vinden tegen de tijd dat het wel mag.’
Tjerk is niet bang dat hij zich zal gaan vervelen. ‘Er is altijd wel iets te knutselen. Ik verveel me nooit. Ik maak dingen voor mezelf, maar ik word ook wel gevraagd door anderen. Ik moet wel opletten dat het werk lichamelijk niet te zwaar is. Ik kan met mijn schouder geen repeterend werk doen en ik kan niet te lang boven mijn hoofd werken. Vroeger, toen we in de buurtbus nog handmatig moesten schakelen, had ik daar soms moeite mee. Nu, met de automaat, gaat het een stuk beter. Ik vind het fijn om mensen te helpen bij iets wat ze zelf niet meer kunnen doen. Zo heb ik gisteren bijvoorbeeld nog appels van de boom gehaald bij iemand en soms knip ik een heg. Het zijn de dingen die net het verschil kunnen maken tussen thuis blijven wonen of naar een verzorgingshuis moeten. Bovendien krijgen we wat meer tijd om onze kinderen en kleinkinderen op te zoeken. Onze dochter woont met haar man en kinderen in Zwaagwesteinde en onze zoon woont in Leeuwarden.
Op mijn vraag of het hem aan het hart gaat dat het brugwachtershuisje zal worden afgebroken, zegt Tjerk: ‘nee hoor, het is goed zo. Ik word 65, ik stop ermee, het past allemaal goed in elkaar.’ Op mijn vraag of hij verwacht dat hij met bloemen, een borrel of de fanfare zal worden uitgeluid, zegt hij: ‘er gebeurt helemaal niets op die 14e november. Het vuurtje gaat gewoon uit.’
Als deze Warnser Poarte uitkomt, zullen we weten of het klopt. Ik ben benieuwd!
Wilma Deurloo