Tijdens het Tentfeest is de Warnser van het Jaar 2017 gekozen. Sippie de Roos is die eer dit jaar te beurt gevallen. In het juryrapport staat over haar te lezen: “It is immen dy’t folop en fleurich meidraait yn it doarp, dy’t allerhanne frijwilligerswurk docht en dien hat, tink oan frijwilliger yn de Finke, de Janke Tromphoeve, by de Zonnebloem, de buertbus, by guon ferinigingen ensfh. ensfh. (Immen skreau as taljochting: wat hat dy persoan net as frijwilliger by de ein hân?). It is immen dy’t de ferbining siket, each hat foar in oar, koartom: it is immen dy’t goed op alle piken past…….
In de wisselbeker zijn de namen van haar voorgangers gegraveerd: Willem Bouma (2012), Klaske Bekkema (2013), Keet 6 (2014), Jarig van Dam (2015) en Rein Dijkstra in 2016.
Sippie vindt het maar zozo dat ik haar vraag voor een interview, ze staat niet graag in de schijnwerpers. “Toen tijdens de Bingo de eigenschappen van de Warnser van het Jaar werden voorgelezen, kreeg ik op een gegeven moment door dat het om mij ging. Op zo’n moment wil ik het liefst onder de tafel glijden”, zegt ze. “Er zijn mensen die veel meer doen dan ik. Zo bijzonder is het toch niet? Ik vind het zelf maar heel gewoon. Ik help nou eenmaal graag.” Dit soort tekst rolt meerdere keren uit haar mond tijdens ons gesprek.
“Ik ben geboren op Skarl. Ik ben van huis uit gewend om te helpen. Het was bij ons vanzelfsprekend dat je aanpakte. Ik hielp vader op de boerderij met melken – dat vond ik het leukst, ik ben gek op beesten – en ik hielp moeder in huis. Toen er op de buurt een baby werd geboren met een zware handicap, vond mijn moeder dat ik maar bij dat gezin moest gaan helpen. Ik heb er niet eens over nagedacht of ik dat wilde, ik deed het gewoon. En als de buurman zich een keer verslapen had om te melken, dan zei mijn vader dat ik daar moest gaan kijken. Het was heel gewoon om naar elkaar om te zien en er te zijn voor een ander. Ik vond het ook leuk, want je had eer van je werk.”
Waarschijnlijk is Sippie daarom verkozen tot Warnser van het Jaar. Ze staat altijd klaar voor iedereen die iets nodig heeft. “Dat klopt, ik zeg niet gauw nee. Toen mijn jongste, Geeske, tweeënhalf jaar was, heb ik een tijd elke ochtend bij iemand uit het dorp gewerkt. Zij had een paar beroertes gehad en ze kon niets, ze zat alleen maar op een stoel. Ze woonde samen met een zoon en die hoorde ik eens tegen iemand zeggen dat ze geen hulp hadden, behalve de wijkverpleegster die zijn moeder ’s morgens van bed haalde. Dat blijft dan door mijn hoofd spoken en dat heb ik later besproken met de wijkverpleegster. Zo is dat toen gaan rollen. Die vrouw kon niet meer praten, maar op een gegeven moment kreeg ik toch contact met haar. Dat vind ik dan prachtig!
Henk en ik kregen samen zes kinderen, waarvan het 2e en 3e kind gehandicapt zijn. Die wonen in Burgum in een tehuis, de ene is nu 51 en de ander 52. Daar gaan we elke 14 dagen naartoe. Toen Henk nog werkte, reed hij op een vrachtwagen. Hij was weinig thuis en ik zorgde voor de kinderen. Als ik de gehandicapte jongens meenam naar dorpsfeesten dan vonden de andere kinderen dat weleens vervelend, net zoals ik het vroeger vervelend vond dat ik een doofstomme broer had. Dan kwam ik aan met een kinderwagen, want de één kon niet lopen en de ander kon niet zitten. Zelf heb ik het niet als heel zwaar ervaren. Het kon bij mij allemaal, ik genoot er ook vreselijk van dat vrienden en vriendinnen van de kinderen op koffie- en theetijd langskwamen, zoals vroeger bij ons thuis. Vooral tussen kerst en nieuwjaar, met Carbid schieten, dan kwamen ze thuis en vroegen ze of ik het gehoord had. Als ik dan maar zei dat de ramen er bijna uitgetrild waren, dan waren ze zo blij!
Maar op een gegeven moment, toen alleen zoon Henk nog thuis woonde, wilde ik meer. Misschien kwam het omdat ik jong getrouwd was, dat ik soms dacht ‘is dit het nou’? Ik vond dat ik eigenlijk een stukje van het leven had overgeslagen. Toen ik een advertentie in de krant zag waarin een helpende werd gevraagd voor Galamahiem, een Gezinsvervangend Tehuis in Koudum, heb ik thuis besproken dat ik daarop wilde reageren. De kinderen vonden het prima, ze hebben me zelfs geholpen met het schrijven van een sollicitatiebrief want dat had ik nog nooit gedaan. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek en een paar dagen later werd ik gebeld dat ik was aangenomen. Toen ik vroeg wanneer ik kon beginnen, vroeg de dame die me opbelde of ik niet wilde weten waarom ik was aangenomen. Daar had ik helemaal niet aan gedacht. Ze zei dat ze me spontaan en eerlijk vonden en dat vond ik toch wel leuk om te horen. Ik stond op een groep, ik vond het geweldig en ik heb er heel veel van geleerd! Het tehuis is tijdelijk verhuisd naar Bolsward, ik doe er nog steeds vrijwilligerswerk. Zo ga ik geregeld met twee cliënten naar de tandarts en de oogarts en drie andere cliënten neem ik om de beurt een dagje mee uit. Dan gaan we naar Terschelling of we drinken koffie in Makkum. Met weer andere cliënten ga ik om de zes weken zwemmen in Sneek daar geniet ik zelf ook van.
Als onze jongens die in Burgum wonen een weekje met vakantie gaan, dan brengen wij ze weg. Al 25 jaar gaan ze mee met vakanties die uitgaan van de Gereformeerde Gemeente, samen met de Stichting Helpende Handen. Afgelopen zomer zijn ze naar Lemele geweest, naar de Imminkhoeve. Daar komen mensen uit het hele land bij elkaar, het is soort een reünie en dat vinden ze heerlijk!
Toen Henk op zijn 59e met pensioen ging heb ik meteen gezegd dat ik nog lang niet zou ophouden met werken. Ik vind nou eenmaal zoveel dingen leuk. Bovendien, als ik me ergens in vastbijt dan laat ik dat niet snel los. Ik ben vrijwilligster bij de Finke en de Zonnebloem, ik ben bij de Plattelands Vrouwen en ik rijd op de Buurtbus. De Buurtbus mag ik rijden tot mijn 75e en ik hoop het vol te houden tot die tijd. Verder verzorg ik elk jaar de catering voor de vrijwilligers van het Tentfeest en van de Tsjerkefair in de Treffe. Ik vind het allemaal leuk om te doen.”
Als ik aan Sippie vraag of ze ook hobby’s heeft, aarzelt ze even. “Nee, ik heb geen hobby’s. Ik zou wel graag willen zingen in een koor, bijvoorbeeld bij Crescendo, maar dan ben ik wéér een avond van huis. Sinds Henk thuis is, vindt hij het gezellig als ik wat minder weg ben, maar thuis zitten benauwt mij en… ik help nou eenmaal graag. Henk noemt mij weleens de Moeder Theresa van Warns. Maar misschien zou ik toch eens iets kunnen laten schieten. Maar wat?”
Als het tijd is om het gesprek af te ronden, zijn we nog lang niet uitgepraat. Dat ze ooit een lintje heeft gekregen, hoeft van Sippie niet in de Warnser Poarte. “Dat is al zolang geleden, daar gaan we het niet meer over hebben.”
Op weg terug naar huis, voel ik me blij en vrolijk. Wat een leuk mens en wat een bijzonder gesprek!
Wilma Deurloo