Jaren geleden werd een nichtje dat matroos wilde worden door Sietze en Anne-Jo uitgenodigd voor een gesprek in Lelystad. In die tijd hoorden Fritjof en ik voor het eerst van Warns en dat wij uiteindelijk in Warns zijn neergestreken, heeft daar alles mee te maken….
Er ligt hier en daar nog wat sneeuw als ik naar Laaksum fiets. We drinken koffie, samen met Anne-Jo. Als Anne-Jo weggaat, merk ik dat Sietze dat lastig vindt, nu kan hij niet meer op haar terugvallen. Ik vind het wel prettig dat hij nu ‘gedwongen’ wordt zijn eigen verhaal te vertellen. Het gaat hem zo goed af, dat ik me na ruim twee uur heb moeten ‘losrukken’. Volgens mij had hij nog uren kunnen doorvertellen….
“Om bij het begin te beginnen: ik ben de op een na jongste van een gezin met zes broers en vier zusters. We woonden op een boerderij uit 1912 tussen Warns en Hemelum, die later is afgebrand. Mijn moeder was een echte boerin, maar mijn vader had wel willen varen, denk ik. Maar het zou niet gewerkt hebben, want mijn ouders konden niet goed zonder elkaar.
Ik ben in Warns naar de openbare basisschool gegaan en daarna in Balk naar de openbare MULO, een flinke fietstocht van 15 kilometer elke dag heen en weer. Als ik doorfietste, kon ik het in een half uur halen en dat op een gewone fiets zonder versnelling, hè? Ik wilde zeeman worden, dus na de MULO ben ik eerst drie jaar gaan varen als matroos en daarna ben ik naar de zeevaartschool gegaan in Delfzijl. Het was een internaat dat opleidde voor de grote vaart. Op dat internaat moesten we een uniform aan en ’s morgens werd geïnspecteerd of alle koperen knopen nog wel aan je kleren zaten enz.. Dat was niks voor mij. Ik ben opgegroeid op het platteland met veel vrijheid, dus na drie maanden hield ik het voor gezien en ben ik in Harlingen aangemonsterd op een coaster naar Duitsland om zout te laden voor Finland. Ik ben anderhalf jaar aan boord gebleven, zonder een dag vakantie. Maar na drie jaar ben ik toch teruggegaan naar Delfzijl, naar een wat meer praktijkgerichte school. Ik mocht in Delfzijl voor een tientje per week op het schip van een binnenschipper wonen. Ik zorgde voor mezelf, dat paste beter bij mij. Na een maand of negen slaagde ik voor mijn eindexamen met drie herexamens. Toen ik na de vakantie weer op school kwam, hoefde ik alleen maar de vakken te doen waarvoor ik een herexamen had, voor zeemanschap, seinen en stabiliteit. Ik in drie maanden mijn diploma gehaald. Daarna ben ik een jaar of twee als stuurman gaan varen. Later ben ik nog een half jaar naar school geweest om de zogenoemde ‘aanvulling’ te halen, daarmee kon je kapitein worden. In die tijd werd het minder in de kustvaart en lukte het me niet om kapitein te worden. Al met al heb ik 10 jaar bij de kustvaart gevaren, van 1964-1974. In Nederland begon het varen met gasten net een beetje op te komen. In mijn vakanties was ik in Friesland zeilinstructeur geweest bij zeilscholen, dus zeilen kon ik wel. Ik heb toen een oude houten botter gekocht, die heb ik opgeknapt. Het schip lag in Warns en op een dag voer de Zwarte Valk voorbij, een klipper met masten erop. De schipper en ik raakten in gesprek en hij zei dat in Stavoren een klipper te koop was. Daar ben ik de volgende dag in mijn goeie goed op afgegaan. De eigenaar en ik waren het redelijk snel eens, voor 10.000 gulden mocht ik het schip hebben. Ik verkocht mijn botter voor 5.000 gulden en nadat ik in juni weer terug was van zee ben ik dat schip gaan aanpassen. Dat werd de Abt van Starum, mijn enige schip dat ik bijna 40 jaar heb gehad!
Mijn eerste groep gasten bestond uit ongeveer 15 jongeren van de ‘Jonge Onderzoekers’, samen met een jeugdleidster en twee studenten die onderzoek deden naar de ecoli-bacterie. Eén van de studenten was een neef van mij. Die wist dat ik een schip had en zo waren ze bij mij terechtgekomen. Zij wilden op mijn schip een laboratorium bouwen voor hun onderzoek en ik zou elke dag met ze varen. Ze brachten zelf bedden mee en ze verzorgden zichzelf. Het was een heel enthousiaste groep en het verdiende ook nog wel aardig. Na die reis heb ik de Abt in Stavoren gelegd en ben ik bij mijn ouders gaan wonen, naast de kapel in Warns. Zo heb ik op mijn dooie gemak het schip klaargemaakt voor 19 gasten. Maar ja, hoe kom je aan gasten? Ik hoorde toevallig op de radio een programma dat aandacht besteedde aan jonge ondernemers. Ik heb gebeld en door die uitzending had ik meteen een redelijk seizoen. Ik woonde op het schip, in de winter verbeterde ik het schip en ik kluste af en toe wat bij anderen, daar kon ik van leven. Na een jaar of vier varen op het IJsselmeer was ik wat uitgekeken, het begon saai te worden. Ik ben toen naar de Oostzee gegaan om met gasten uit Duitsland naar Denemarken te zeilen. Als het seizoen voorbij was en ik thuiskwam, dan wilde ik een plekje voor mezelf hebben en daarom heb ik eind 1979 deze boerderij op Laaksum gekocht, een bouwval die ik grotendeels zelf heb opgeknapt.
En toen ontmoette ik Anne-Jo. Haar pake en beppe hebben in het huis gewoond waar nu Joke en Henrik wonen, aan het haventje van Laaksum. Anne-Jo en haar vader zaten in het onderwijs in Groningen en elke zomer zetten ze voor zes weken een tent op bij haar grootouders. Toen ik nog met mijn botter in het haventje lag had ik haar en haar zusje weleens meegenomen als ik ging varen. Ze was toen een jaar of 15 denk ik en ze vond mij waarschijnlijk wel een stoere bink. Toen ik in 1982 bij mijn overbuurman Wiebren om de koffie ging, trof ik daar Anne-Jo. Zij was in haar Lelijke Eend een dagje over uit Groningen. Ik vond haar wel een leuk meisje en toen ik zei dat ik in de zomer naar Denemarken zou varen en dat ze best een stukje mee mocht varen, toen leek haar dat wel wat. In mei heb ik haar met het schip opgehaald in Groningen, ze zou twee dagen meevaren. Bij Delfzijl keken we elkaar aan en zei ik: “je blijft nog maar een tijdje”, het werden drie weken. Ze wist niks van schepen, maar ze vond alles mooi. Ze heeft later wel meegevaren, maar het was haar leven niet.
Zij is in de boerderij komen wonen en we hebben samen drie zonen gekregen. Onze oudste zoon is geboren in 1983, een jaar later Jan-Wiggele en een paar jaar later Gerrit. Als ik naar Denemarken ging kwam Anne-Jo met de kinderen aan boord. Na de geboorte van Gerrit is ze weer gaan werken, eerst op de kleuterschool met Roelie en later bij Mindert op de Totem. Als zij werkte, bracht ze Gerrit naar Anneke Wynstra, zij is de tweede moeder van Gerrit. Na 10 jaar varen naar Denemarken vanuit Flensburg kreeg ik moeilijkheden in Duitsland. Om te mogen varen met passagiers moest ik een internationale vergunning hebben en die had ik niet. In het begin lieten ze het oogluikend toe als ik ’s nachts om 3 uur uitvoer, we kregen uiteindelijk nog een 1-jarige vergunning en daarna moest er zoveel verbouwd worden aan het schip om het veilig te maken, daar had ik geen zin in. Dus na 10 jaar hield het Denemarken avontuur op en ben ik teruggegaan naar Nederland. In de zomer zette ik een schipper op mijn schip en het voor- en naseizoen deed ik zelf.
Naast het varen met gasten heb ik jarenlang, samen met wat vrienden, boten opgekocht in Duitsland en Polen. Die schepen knapten wij op, brachten ze naar Nederland en verkochten ze hier. Er was veel vraag naar, dat was leuke handel! Ik haalde ook drie zeeslepers uit Polen weg en een baggerbak, daar kon ik in Nederland redelijk wat winst op maken. Met het vervoer en met name met de inklaring hebben we in Duitsland veel avonturen meegemaakt, we zijn regelmatig meegenomen naar het politiebureau!
Ik heb jaren met mijn charterschip voor de Bruine Vloot gevaren, tot ik daar door allerlei verwikkelingen geen lol meer aan beleefde. Een jaar of 10 geleden heb ik de Abt verkocht, dat was geen makkelijke beslissing. Ik ben de eerste twee jaren niet meer in Stavoren geweest, het deed te veel zeer om de Abt te zien. Ik viel in een gat, ik moest wennen aan het thuis wonen, ik moest mijn leven hier opbouwen. Na een paar jaar werd ik ziek. Eenmaal in het ziekenhuis werd ontdekt dat ik een ontsteking had aan mijn hartklep. Mijn hartklep is vervangen door een nieuwe, biologische hartklep. Het was een vrij risicovolle operatie, die gelukkig goed is gegaan. Het eerste jaar was het spannend of het goed zou blijven gaan, nu hoef ik nog maar eenmaal per jaar voor controle te komen. Ik realiseer me wel dat het ook anders had kunnen aflopen…
Toen het rieten dak van de boerderij aan vervanging toe was heb ik een gedeelte door een professionele rietdekker laten doen, maar het leek me leuk om de rest zelf af te maken. Ik heb toen een week de kunst afgekeken van die rietdekker en heb ik zelf de rest van het dak vervangen. Ik had de gemeente gevraagd of ik langs de dijk een stuk land mocht gebruiken om riet te snijden en dat vonden ze goed. Samen met mijn broers heb ik riet gesneden. Ik heb toen weleens gedacht dat ik graag rietdekker zou zijn geweest. Maar ja, het dak is klaar, tijd voor iets nieuws…
Wij hadden vroeger thuis een Lark, een klein plat bootje met een zeiltje. Ik heb zelf een Lark gebouwd en ik ben lid geworden van een clubje mannen van boven de 70 jaar die allemaal in een Lark varen. Dat het mannen van boven de 70 zijn, komt omdat jonge mannen een polyesterboot willen, die willen niet meer in een houten boot varen. In de Sneekweek hebben wij onze eigen wedstrijd en een keer of vijf per jaar varen we een weekend met elkaar.
Door de Corona maatregelen liggen mijn andere hobby’s even stil. De gym club, het zingen in twee koren, het mag even niet. Wat niet stilligt is het rondbrengen van maaltijden voor Tafeltje Dekje. Dat deed ik als vrijwilliger bij de Stichting Vrienden van de Janke Tromp. Nu de stichting is opgeheven, worden de maaltijden door een bedrijf in Beilen gemaakt en naar het Bastion (Doktershûs) in Stavoren gebracht. Daar halen de vrijwilligers ze op, ik doe dat elke dinsdag. Omdat de bus van de Janke Tromp is verkocht, doen we het nu met onze eigen auto’s, daar krijgen we een kilometervergoeding voor. Het is jammer dat we door de Corona maatregelen geen praatje meer mogen maken met de mensen en dat we een mondkapje voor moeten. De mensen zelf vinden dat jammer, maar voor de vrijwilligers is het ook minder leuk. We hopen dat er binnenkort betere tijden komen…
Ik heb op dit moment een heerlijk, relaxed leven. Geen stress, weinig zorgen. Onze jongens zijn alle drie op hun plek en we hebben twee kleinkinderen in Groningen waar we bijna elke week wel een keer naartoe gaan. Anne-Jo vindt het heel fijn om regelmatig weer in Groningen te zijn.”
Wanneer Sietze en ik na afloop van ons gesprek nog even uit het raam over het IJsselmeer kijken, zegt hij: “Ik wil hier niet weg, het is zo’n fijne plek”. Dat kan ik alleen maar beamen, wat een prachtig uitzicht! En wat een leuk gesprek met een enthousiaste avonturier. Ik fiets langs de dijk naar huis, zo hier en daar liggen nog hoopjes sneeuw, maar het gras is op de meeste plekken alweer groen, nog even en het is weer lente!
Wilma Deurloo