Boppelâns 12 – Een kijkje achter de voordeur van Martijn Kramer

Martijn komt uit Amsterdam, hij woont nog maar drie jaar in Warns. Mijn eerste ontmoeting met Martijn was een toevallige. Het was bij een voorstelling in De Spylder waar hij samen met een vriend uit Amsterdam was. Toevallig bleek die vriend mijn eigen buurman uit Amsterdam te zijn. Een andere keer zag ik Martijn met vier mensen bij onze poort staan te kijken naar ons naambordje. Op mijn vraag of ik kon helpen, zei één van hen dat hij bevriend was met iemand die dezelfde achternaam had als Fritjof. Het bleek een vriend van Fritjofs broer te zijn. En zo had ik dus al twee vrienden van Martijn ontmoet, maar wie is Martijn zelf? Tijd voor een gesprek.

Om bij de voordeur te komen moet ik over een vrij smalle loopplank lopen die boven een enorm gat ligt. “Ik had een verzakking en vermoeden van schade aan de fundering. Om te zien waar die vandaan kwam, heb ik een gat gegraven bij de voordeur. Enkele buurtbewoners en Steven Agricola die ernaar hebben gekeken, hebben me gerustgesteld. Er is niet acuut actie nodig, dus nu maak ik het gat maar weer dicht”, vertelt hij.

Bij binnenkomst zie ik een witte kat op de vensterbank liggen, Hagel is de naam. “Toen ik nog met de moeder van mijn kinderen was, hadden we twee katten: Storm en Hagel. Na onze scheiding heb ik Hagel meegenomen, zij heeft Storm gehouden.” Na de scheiding vindt Martijn een nieuwe vriendin in Amsterdam met wie hij het heel leuk heeft, maar met wie hij niet samenwoont. “We hadden wel zin om ergens buiten Amsterdam een huis te kopen. Ik keek al jaren op Funda naar huizen in Friesland. Waarom Friesland? Ik heb geen idee. Het enige is dat ik er in mijn studententijd een keer heb gezeild. Ik heb hier verder geen geschiedenis. Het was meer een soort spel om een huis te zoeken, iets leuks te vinden en het niet te kopen. Als ik later ging kijken of het nog te koop was, was het altijd al weg en dan zocht ik weer verder. Het was niet heel serieus, meer een hobby of tijdverdrijf. Toen mijn pensioen in zicht kwam, vond mijn vriendin dat ik de knoop maar eens moest doorhakken en écht een huis in Friesland moest gaan kopen. Dan zou ik daar gaan wonen en als ik ergens voor in Amsterdam moest zijn, dan kon ik bij haar terecht en zij zou af en toe naar Friesland komen om bij mij te zijn. Dat leek ons een mooie oplossing. En zo ben ik naar Warns verhuisd op de dag dat ik met pensioen ging.” Wat Martijn niet heeft zien aankomen, is dat zijn vriendin de relatie een jaar na zijn verhuizing zou verbreken. “Ik had helemaal geen signalen opgepikt, dus het was een enorme klap waarvan ik wel een tijd van slag ben geweest. Ik dacht dat deze relatie ‘voor altijd’ zou zijn. Als ik alles van tevoren had geweten, dan was ik waarschijnlijk niet weggegaan uit Amsterdam. Maar om terug te gaan, heb ik nooit overwogen. Ik wilde eerst maar eens kijken hoe het hier met mij zou gaan en het gaat heel goed. Ik vind de mensen heel vriendelijk en het huis is prettig. Het is goed geïsoleerd, het voelt lekker.”

Martijn heeft biologie gestudeerd in Amsterdam. “Niet omdat ik zo gepassioneerd was van het vak biologie, maar ik had op de middelbare school een biologielerares die zo mooi kon vertellen, dat sprak me aan. Maar een biologie practicum – waarin we hadden moeten leren om handen en voeten te geven aan de theorie – hadden we nooit gehad. Achteraf denk ik dat ze een practicum te veel werk vond, dat het makkelijker was voor haar om een verhaal te vertellen. En ik vond het wel best, ik hoefde alleen maar te luisteren. Aan de universiteit waar ik biologie ging studeren, moest ik mijn naïeve verwachting over het vak wat bijstellen, toen bleek dat er wel degelijk veel praktisch werk aan vast zat. Maar dat was uiteindelijk juist heel leuk en… gezellig! Het heeft me heel wat jaren gekost voordat ik de studie had afgerond. Ik had ondertussen wel mijn onderwijsbevoegdheid gehaald en ben daarna les gaan geven op een middelbare school en dat vond ik heel leuk. Toen mijn contract was afgelopen, bleek dat er geen werk meer te krijgen was in mijn vak. Toen ben ik bij een bureau technisch schrijven en vertalen gaan werken. Daar heb ik o.a. de handleiding geschreven voor de ingenieurs die de Oosterscheldekering moesten gaan bedienen. Het technische hoofd van dat bedrijf had alles in zijn hoofd, met hem heb ik heel veel gepraat en met die informatie kon ik de handleiding schrijven.

Toen de mogelijkheid kwam dat je je kon laten omscholen, heb ik me laten omscholen tot programmeur. Na die cursus kon ik een half jaar bij IBM gaan werken en daar ben ik de moeder van mijn kinderen tegengekomen. Maar het bedrijf paste niet echt bij mij, dus toen mijn contract was afgelopen, ben ik vertrokken. Als student had ik bij een koeriersdienst gewerkt waar ik altijd weer terecht kon als ik even zonder werk zat. Dat bedrijf voelde een beetje als familie. Ik heb er nog een tijdje iets met de computer gedaan, maar daar was eigenlijk geen geld voor. Uiteindelijk ben ik gaan werken voor een ex-collega van het bureau technisch schrijven en vertalen die voor zichzelf was begonnen.

Omdat ik toch het onderwijs begon te missen en ik het lesgeven op die middelbare school heel leuk had gevonden, ben ik de PABO gaan doen. Ik heb daarna een half jaar voor de klas gestaan bij een basisschool, maar dat was zo anders dan lesgeven op een middelbare school. Op de middelbare school had ik steeds kinderen gehad voor een lesuur biologie, maar op de basisschool had ik de hele dag dezelfde klas met kinderen. Ik wist totaal niet hoe ik daarmee moest omgaan. Dat er een lastig jongetje in de klas zat waar ik geen grip op kon krijgen, heeft me echt genekt. Ik ben heel erg overspannen geworden. Ik kon een tijdje geen kind meer zien, zelfs mijn eigen kinderen waren me te veel. Dat was een moeilijke tijd, het voelde als falen.”

Nu het lesgeven was uitgelopen op een teleurstelling, had Martijn geen idee wat hij moest gaan doen. “Ik ben voor de onderwijsbegeleidingsdienst gaan werken in Lisse en daarnaast gaf ik computercursussen aan docenten. En toen vond ik – op mijn 56e – de leukste baan van mijn leven. Bij het Emma Kinderziekenhuis, dat onderdeel is van het AMC in Amsterdam, kon ik kinderen les gaan geven en ondersteunen bij hun huiswerk als ze een tijdje waren opgenomen in het ziekenhuis. En bij de Bascule, een organisatie voor kinder- en jeugdpsychiatrie waarmee het AMC samenwerkt, begeleidde ik kleine groepjes meisjes die leden aan anorexia en vergelijkbare aandoeningen met hun huiswerk. Ze hadden allemaal hun eigen huiswerk en dat begrepen ze niet altijd helemaal en daar hielp ik ze dan bij. Daarnaast kwam ik op de scholen van de kinderen, daar had ik contact met hun docenten. Want het vraagt ook iets van een docent als een leerling in het ziekenhuis ligt. Mijn belangrijkste opdracht was om deze docenten te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor die leerlingen. Die mochten niet vergeten worden, ze moesten vooral ook betrokken blijven bij hun klasgenootjes. Ik heb dit werk 11 jaar mogen doen en het was de fijnste baan die ik heb gehad. Als ik niet met pensioen had hoeven gaan, dan was ik er gebleven, dan had ik er nu nog gewerkt. Het is jammer dat ik pas op mijn 54e die baan heb gevonden, maar ik ben blij dát ik hem nog heb gevonden! Ik geef nog wel via een stichting in Amsterdam les aan kinderen die door ziekte tijdelijk niet naar school kunnen, die bezoek ik thuis. Daarnaast geef ik ook bijles in de buurt van Warns. Dus, mochten er kinderen in het dorp zijn die moeite hebben met de exacte vakken, dan houd ik me aanbevolen….”

Sinds Martijn in Warns woont is er veel veranderd in zijn leven. Hij heeft moeten wennen aan het met pensioen zijn, aan de verhuizing van Amsterdam naar Warns en aan het vertrek van zijn partner. Dat het koor in Amsterdam, waar hij met veel plezier heeft gezongen, is opgeheven, betekent dat hij niet meer elke week naar Amsterdam hoeft. De band met Amsterdam wordt langzaam maar zeker dunner. Gelukkig heeft hij in Warns al wat nieuwe bezigheden gevonden. Zo rijdt hij bijvoorbeeld als invaller op de buurtbus. “Als een chauffeur verhinderd is, dan krijgen alle chauffeurs en de invallers een mailtje waarin gevraagd wordt wie er de bus kan rijden. Als ik kan, dan meld ik dat en dan rijd ik met plezier mijn rondjes. Verder zit ik bij de fitness op het industrieterrein net over de brug. Om op z’n minst de taal te kunnen verstaan, heb ik twee cursussen gedaan bij Afûk. Verder zit ik bij een fotoclub in Bakhuizen en wil ik gaan meedoen met het werkgroepje dat een fiets- en wandelpad langs de IJsselmeerkust voorbereidt, waarvan Geert de Vries de trekker is. Het lijkt me heerlijk om mooie wandelingen te kunnen maken langs de kust. Want aan wandelgebied ontbreekt het wel een beetje, het zijn steeds dezelfde stukjes die ik hier loop.” En zo verplaatst het leven van Martijn zich stukje bij beetje van Amsterdam naar Friesland. Dat heeft er niet in de laatste plaats mee te maken dat hij sinds een half jaar een nieuwe vriendin heeft. Ze woont in Friesland…

“Ik vind de mensen hier heel vriendelijk. Dat mensen uit mijn directe omgeving hier met me wilden meedenken over de verzakking van de oprit, vond ik heel aardig en dat Agricola is komen kijken en er mee bezig is geweest en dat hij uiteindelijk geen geld wilde hebben voor zijn bemoeienis, vind ik heel bijzonder.”

Dat je daar in Amsterdam niet om hoeft te komen, weet ik uit eigen ervaring. Daar betaal je sowieso voorrijkosten als iemand van een bedrijf komt kijken. Ik heb het meegemaakt dat een monteur van het bedrijf op de hoek lopend kwam kijken wat er aan de hand was. Toen hij na vijf minuten gezien had wat het probleem was, kreeg ik een rekening waarin een bedrag aan voorrijkosten was opgenomen.

Wilma Deurloo