“Zou het kunnen op een vrijdag?” vraag ik Jan als ik hem op 22 januari bel voor het maken van een afspraak voor een interview.
Als hij zijn agenda erbij heeft gehaald, blijkt dat hij tot 6 maart in elk geval geen vrijdag vrij heeft, maar gelukkig heeft hij wel ruimte op een zaterdag en zo fiets ik meteen de volgende dag in de stralende zon naar Skarl. Het is voor het eerst dat ik het erf oprijd. Een prachtige woning, met aan drie zijden uitzicht: op weilanden, op Warns en op het IJsselmeer waar bij helder weer de overkant te zien is.
“Ik ben geboren op 21 april 1947 op het Rea Klif. Mijn vader had een veebedrijf met koeien, het was hard werken. Na het behalen van het HBS diploma heb ik eerst op de handelsvaart gevaren als matroos en na het behalen van de Grote Vaart diploma’s als stuurman. Ik heb de theoretische bevoegdheid als kapitein wereldwijd te varen op alle schepen. Op 8 mei 1971 ben ik getrouwd met Anny Roorda Ik heb vier jaar landbouwplantenteelt gestudeerd aan de universiteit van Wageningen waar ik uit financiële overwegingen mijn studie combineerde met het varen. Na het behalen van mijn kandidaats wist ik dat de onderzoeks wereld niet mijn wereld was en daarom ben ik gestopt.
Ondertussen had ik een schip gekocht , de Zuiderzee; dat hebben we omgebouwd tot charterschip voor de zeevaart . We voeren voornamelijk met allerlei gezelschappen op de Oostzee, richting Scandinavië . In het hoofdseizoen meestal met jeugdgroepen en hun begeleiders. Ik vond het geweldig om de kinderen in te schakelen bij wat er aan boord moest gebeuren , ik maakte ze verantwoordelijk voor een eigen taak en dat werkte goed. Ook de begeleiders vonden het prettig dat zij de jongeren niet de hele dag hoefden bezig te houden. Dezelfde begeleiders kwamen elk jaar terug, 10 jaar lang, met steeds andere groepen. Onze zoon Sietse is aan boord geboren. Anny vond dat moeilijk en daarom zijn we aan de wal gaan wonen en daar werd Monica geboren . Als ik op zee zat, was Anny vijf maanden per jaar alleen thuis met de kinderen en dat werd op den duur een onhoudbare situatie. We hebben het schip daarom verkocht en in 1983 vond ik een baan als bedrijfsleider op een jachthaven in Monnickendam met 800 ligplaatsen en 50 hectare
dag recreatiepark . Een leuke baan, we woonden op het terrein en onze kinderen hebben daar een heerlijke jeugd gehad.
In 1978 hadden mijn beste vriend Henk Wever en ik in Enkhuizen een Zeevaartschool opgericht voor de opleiding stuurman Kleine en Grote Zeilvaart (EZ S) en nog wat andere stichtingen voor de zeilende chartervaart. Er is nog steeds een constant studentenaantal van ca. 120. Alle Nederlandse zeilcharter schepen voor de wereldwijde vaart moeten in het bezit zij n van één van de diploma’s van de EZS www.ezs.nl In diezelfde periode heb ik in Polen de “Regina Maris” laten bouwen, een zeilcharterschip
voor de wereldwijde zeevaart met plaats voor 50 mensen. Dit schip hebben we verkocht aan een vriend; het vaart jaarlijks tussen Nederland en het Caribisch gebied voor het “School at Sea” project. Naast het werk op de haven was ik mededirecteur samen met Henk Wever stichtingsbestuur lid en docent aan de EZS.
In 1989 heb ik samen met twee Poolse vennoten een zeilmakerij opgezet in Gdansk, Polen. We hebben alles zo efficiënt mogelijk opgezet naar westers model. Naast partner was ik verantwoordelijk voor de in en verkoop. Omdat ik uit ervaring wist dat de zeilen voor zeeschepen veel sterker gemaakt moeten worden en met een andere vorm dan die voor de binnenvaart ( www.ubsails.nl ) liep het zo goed dat we binnen korte tijd 65% van de markt van de zeegaande zeilcharterschepen in Nederland hadden (o.a. de clipper “Stad
Amsterdam” en de “Eendracht” en daarnaast veel buitenlandse klanten. Dit werk lag me prima , het is het leukste werk d at ik heb gedaan. Ik ben de afstand naar Gdansk in totaal 87 keer ( à 1300 km) gereden, met plezier. Helaas heeft in 2004 mijn spierziekte roet in het eten gegooid.
Na 14 jaar ben ik in 1996 gestopt in Monnickendam en hebben Anny en ik samen met Henk Wever en een paar anderen een leegstaande LTS gekocht in Enkhuizen . Daarin hebben we onze woning gebouwd, samen met een dependance van de zeilmakerij. De rest van het gebouw hebben we verbouwd tot ruimtes voor kleine bedrijfjes na een aanloopperiode waren dat er 23 . Naast bedrijfjes wisten ook kunstenaars ons te vinden , het was een bruisende plek . Helaas ging mijn gezondheid achteruit. Waar de artsen drie jaar lang gedacht hebben dat ik de ziekte van Bechterew had, bleek het te gaan om het Stiff Person Syndroom, een ongeneeslijke progressieve , pijnlijke spierziekte die 1 op de miljoen mensen treft met een geschatte levensverwachting van 5 10 jaar. Lichamelijke arbeid en lopen gaat niet meer en tevens wordt de fijne motoriek aangetast waardoor mijn spraak afneemt. We hebben drastische maatregelen moeten nemen, die zeer ingrijpend zijn geweest en nog steeds moeilijk te accepteren. De zeilmakerij en het bedrijvencentrum zijn verkocht en ook het werken aan de zeevaartschool is weggevallen, ik ben alleen nog bestuurslid en gecommitteerde. Het was een gedwongen en ongewenst heftig keerpunt in ons leven.
Anny en ik hebben ons af gevraagd wat we met de rest van ons leven wilden en toen kwam Friesland boven; wij wilden wel terug naar Friesland. Wij hadden in de jaren 80 het huis van mijn ouders gekocht en daar zijn wij zelf gaan wonen . In 2009 hebben we een stuk aan het huis laten bouw en waardoor het een dubbele woning is geworden. Het is hier heerlijk wonen maar wel een beetje geïsoleerd. Ik ben een mensen mens, ik ben graag onder de mensen. Mijn levensmotto is: hoe zorg ik ervoor dat het ondanks mijn handicap voor mijn omgeving leuk blijft om met mij te leven. Ik stimuleer Anny om haar eigen dingen te blijven doen en zich niet teveel aan te passen aan mij, helaas lukt haar dat niet altijd even goed. Gelukkig woont onze dochter Monica met haar man in Stavoren en elke woensdag passen wij op hun zoontje Tibbe , daar genieten wij erg van ; eerlijk gezegd geniet Anny er op dit moment meer van dan ik, ik vind kinderen leuker als ze wat ouder zijn. Bij Anny zie je het ‘moedergevoel’ bovenkomen als Tibbe bij ons het huis wordt binnengeschoven. Onze zoon Sietse woont met zijn vrouw en drie dochters in Noord Holland.
Binnenkort ga ik voor drie weken naar Suriname op vakantie, samen met een nicht; Anny gaat niet mee omdat ze niet tegen de warmte kan.” Op mijn vraag aan Anny of ze ernaar uitkijkt om een paar weken alleen te zijn, zegt ze: “Ik heb wel zin om met vriendinnen af te spreken en te doen wat ik leuk vind, want het is waar, ik houd erg veel rekening met Jan.” “ In al die jaren en avonturen ” gaat Jan verder, heeft Anny me altijd terzijde gestaan. Ze noemt mij een workaholic , maar ik moet eerlijk bekennen dat het nooit gevoeld heeft als werk , meer als hobby. Het is trouwens niet zo dat ik niets meer doe, ik ben actief in het vrijwilligerswerk. Eerlijk gezegd wordt het me soms weleens teveel, maar ik kan moeilijk ‘nee’ zeggen. Bovendien wil ik nuttig zijn voor de maatschappij. Met oudjaar heb ik eens op een rijtje gezet in hoeveel clubs en besturen ik zit: het zijn er 12. E r zijn ‘baantjes’ bij die ik minder leuk vind dan ander een die wil ik nu maar eens gaan afstoten.”
Jan heeft nog energie en plannen genoeg; hij is nog steeds altijd bezig. Maar, zoals hij zelf al zei, het zou goed zijn om in de toekomst iets vaker ‘nee’ te zeggen. Sinds de diagnose zijn er twaalf jaar verstreken , dat is al meer dan destijds verwacht. En wie weet zit er nog wat meer in het vat.
Wilma Deurloo