Nadat ik gehoord had dat Ineke ooit de Elfstedentocht had gereden, wilde ik haar graag interviewen. En vandaag, op deze stralende dinsdagochtend in november, is het zover. Hoewel haar leven niet enkel bestaat uit schaatsen, heeft het wel een groot deel van haar leven en dat van haar man Jan, bepaald. Hun zoon Erik Jan is, net als zijn ouders, gegrepen door het schaatsvirus. Hij haalde in februari 2015 een zilveren medaille op de 10 kilometer bij het WK Afstanden.
“Ik kom uit een arbeidersgezin met vier kinderen”, zo begint Ineke haar verhaal, “ik ben de oudste, ik heb drie broers. Ik heb de MULO gedaan, daarna de HAVO en tenslotte de Pedagogische Academie. Ik ben begonnen op de openbare basisschool De Noordster in Schoonhoven-Noord en daarna ben ik overgestapt naar de Koningin Emmaschool, ook in Schoonhoven. Na 44 jaar lesgeven ben ik op 17 juli 2019 gestopt met werken. Gelukkig viel mijn afscheid van de kinderen en hun ouders nog vóór de Coronatijd.”
Zoals gezegd, heeft naast lesgeven schaatsen een grote rol gespeeld in het leven van Ineke en haar gezin. “Ik ben begonnen met schaatsen in 1963. Als klein meisje zag ik dat mijn vader aan schaatsers aan het einde van de Molentocht in de Alblasserwaard medailles uitreikte. Ik was een jaar of negen en ik wilde ook een medaille verdienen. Ik was nog veel te jong om mee te mogen doen, maar ik ben stiekem toch van start gegaan. Onderweg kwam ik een oudere nicht van mij tegen, die is toen met mij meegereden. Ik heb die dag ongeveer 20 kilometer geschaatst. In Alblasserdam, waar ik woonde, was geen schaatsvereniging dus bleef schaatsen beperkt tot de weken dat er natuurijs lag. Zodra het kon, ben ik lid geworden van schaatsvereniging De Lekstreek. Vanaf mijn 14e of 15e gingen we op zaterdagochtend met de bus vanuit de Krimpenerwaard naar de Jaap Edenbaan in Amsterdam om te trainen. Ik stapte meestal als eerste in de bus en als één van de laatsten stapte Jan Kooiman uit Bergambacht in de bus. Vriendinnen vonden dat Jan wel iets voor mij was en dat hadden ze goed ingeschat, want het ‘werd wat’ tussen ons. We zijn in 1976 getrouwd.
Ik ben begonnen als langebaanschaatsster, maar mijn sprintsnelheid was helaas niet hoog genoeg om bij het allround programma aan de top mee te kunnen doen. In 1979 kwam het marathonschaatsen voor vrouwen opzetten en bij het NK in Groningen ben ik toen voor het eerst van start gegaan. Daar werd ik Kampioen van Nederland. Hoewel ik in die tijd nog nauwelijks bezig was met de Elfstedentocht, was ik al wel lid geworden van de Vereniging Friesche Elfsteden. Dat kwam ook doordat mijn vader in 1954 en 1956 de Elfstedentocht had gereden. In 1963 reed hij weer mee, maar toen is hij bij Harlingen van het ijs gehaald. Hij heeft mij een beetje bang gemaakt om mee te doen. ‘Kind, zei hij dan, je krijgt het ontzettend koud en als je begint, dan is het nog pikkedonker.’ Bovendien was de Elfstedentocht in die tijd voornamelijk een ‘mannenaangelegenheid’.
In januari 1985 ben ik Nederlands kampioen op natuurijs geworden. Doordat het daarna ging dooien, werd besloten dat de Elfstedentocht niet door kon gaan. Jan en ik schaatsten daarom de 200 kilometer wedstrijd op de Rottemeren bij Zevenhuizen. Bij thuiskomst werd ik gebeld door een journalist van De Telegraaf die ons vertelde dat net bekend was geworden dat de Elfstedentocht wel door zou gaan. Dat was even slikken, ik had net 200 km geschaatst, ik was ‘kapot’. Maar ja, als je hoort dat de belangrijkste wedstrijd die je kunt bedenken verreden kan worden, dan pak je jezelf bij elkaar en dan ga je! We begonnen inderdaad in het pikkedonker en ik had eerlijk gezegd geen idee welke kant ik op moest. Ik volgde daarom de mannen die om mij heen schaatsten. Pas toen het licht begon te worden, zag ik dat ik met een groepje van 20 mannen schaatste. Die reden behoorlijk hard, dus ik moest flink aanpoten, want ik wilde natuurlijk wel ‘het kruisje’ halen. Ik had thuis een prijzenkast vol met bekers die ik gewonnen had, maar het kruisje van de Elfstedentocht vond ik belangrijker dan al die andere prijzen. Om dat kruisje te bemachtigen moet een wedstrijdschaatser bij de finish aankomen binnen 10% extra tijd van de schaatser die het eerst binnenkomt. Dus als de eerste wedstrijdschaatser na 7 uur binnenkomt, dan moeten de anderen binnen 7 uur en 42 minuten binnenkomen. Daarna krijgt niemand meer een kruisje, zelfs niet als het maar een seconde scheelt. Dit geldt alleen voor wedstrijdschaatsers, niet voor toertochtschaatsers. Die mogen tot 12 uur ’s nachts binnenkomen.
Halverwege de wedstrijd merkte ik dat de mannen van mijn groepje het een beetje begonnen op te geven, ze hadden er geen vertrouwen meer in. Dan riep ik: “kom op mannen, niet opgeven!” Op een gegeven moment vloog er op de Dokkumer Ee een helikopter boven ons, waaruit door een megafoon geroepen werd: “als jullie in dit tempo doorrijden, dan zijn jullie op tijd voor een kruisje”. Dat gaf een impuls. Zelf schaatste ik in een soort ‘flow’. In Dokkum kreeg ik kippenvel van al die mensen die vanaf de kant applaudisseerden, fantastisch! Ook hoorde ik onderweg soms roepen dat ik als derde vrouw in de wedstrijd passeerde. Ik ben uiteindelijk derde geworden bij de vrouwelijke wedstrijdschaatssters, helaas leverde me dat geen prijs op. De publiciteit voor vrouwen in de wedstrijdtocht was in die tijd zeer mager. De organisatie had er zelfs niet aan gedacht om voor de eerste vrouw – Lenie van der Hoorn – een prijs mee te brengen. Gelukkig hadden ze nog een tabakspot die ooit geschonken was aan de club, die heeft Lenie toen gekregen. Daar hebben we nog steeds plezier om….”
Ineke en Jan hebben twee zonen, Erik Jan en Sander en een kleinzoon, Jens van 2 jaar. Erik Jan is schaatser, Sander houdt meer van voetballen. “Jan komt uit een boerengezin in de Krimpenerwaard. Toen het bedrijf waar hij werkte verhuisde naar Rotterdam – – heeft Jan zijn baan opgezegd om te kunnen blijven trainen en toen de kinderen geboren werden is hij voor de kinderen gaan zorgen, terwijl ik fulltime bleef werken. Dat was een prima oplossing, ik had immers een vaste baan met lange vakanties. Nu we tegenwoordig elke week een dag op onze kleinzoon passen, zie ik wel wat ik destijds gemist heb. Het is een cadeau om dat te mogen inhalen. Zo leuk om de ontwikkeling van zo’n klein jongetje mee te maken. Laatst fietste ik met hem langs de rivier de Lek, waar een grote boot lag. Ik stopte en zei dat we even gingen kijken naar de boot met de grote kisten, waarop Jens zei: ‘containers’.
Wij zijn in 2012 in Warns komen wonen. Dat heeft wel wat voeten in aarde gehad, omdat ik erg verknocht was aan de Krimpenerwaard. Ik wilde er helemaal niet weg, maar Jan wilde graag een huis met een lapje grond om koeien te kunnen houden en dat was in het westen onbetaalbaar. Na lang rondkijken op internet vonden we dit huis met twee hectare grond. Omdat net in die tijd de pensioenleeftijd werd verhoogd, moesten wij nog zeven jaar doorwerken, maar wij hadden ons huis al verkocht. Wij hebben daarom eerst een tijdje bij onze zoon ingewoond en later hebben we een stacaravan gekocht voor als we doordeweeks in het westen moesten werken. In juli 2019 hebben we allebei afscheid genomen van ons werk en nu wonen wij permanent in Warns, waar het ons heel goed bevalt en we ons zeer welkom voelen. Jan heeft z’n tuin, waar we inmiddels twee Friese roodbont koeien hebben lopen die allebei drachtig zijn van Skúster Melis, een stier uit Skuzum (Idsegahuizum). Daarnaast hebben we een moestuin waar ik ook graag in mag werken. Verder fietsen we veel en als we het nog mogen meemaken dat er een Elfstedentocht komt, dan wil ik graag weer mee schaatsen (als het tenminste niet al te lang meer duurt, want het moet wel verantwoord zijn).
Zodra we permanent in Warns kwamen wonen, ben ik gaan zingen bij Vox Humana in Koudum. Helaas ligt dat op dit moment stil in verband met de coronamaatregelen. Ik heb Friese les in Balk, ik kan het wel al goed verstaan, maar ik wil het ook goed leren spreken. Het helpt dat ik een’ talig’ persoon ben. Van Syb van der Ploeg, de zanger, kreeg ik laatst een groot compliment, hij zei dat ik accentloos Fries spreek! Voordat we hier permanent woonden was Jan al voorzitter geworden van de Vriendenvereniging van het Schaatsmuseum in Hindeloopen en ik penningmeester. Op 21 februari 2020 was het precies 35 jaar geleden dat ik voor het eerst meereed met de Elfstedentocht. We hebben een reünie georganiseerd in het Schaatsmuseum, waarvoor Evert van Benthem en Anne Postmus en hun vrouwen speciaal zijn overgekomen uit Canada en verder was de hele kopgroep aanwezig. De drie vrouwen die in 1985 de Elfstedentocht hebben meegereden, werden als eersten naar voren gehaald. Omdat wij op de dag zelf niet gehuldigd zijn, mochten wij één voor één ons verhaal vertellen, dat was heel bijzonder.”
In het boek “Deelnemen mag…. winnen is een ander verhaal! over vrouwen in de Elfstedenwedstrijdtocht, staat een opsomming van de wedstrijden die Ineke heeft gewonnen. Een indrukwekkende lijst!
1982: verbetering werelduurrecord in Den Haag (33.837 mtr)
1984: wereldrecord op de 10.000 meter (16.56.8)
15 januari 1985: 1e bij het NK Westerland (60 km)
17 februari 1985: 1e bij de Klassieker Zevenhuizen, Rottemerentocht 190 km (6.21.15)
21 februari 1985: 3e vrouw bij de Elfstedentocht
2 maart 1985: 1e bij de Alternatieve Elfstedentocht Kuopio Finland 200 km (7.50.53)
7 maart 1987: 1e bij de Alternatieve Elfstedentocht Kuopio Finland 200 km (7.33.18)
Daarnaast heeft ze 51 marathons op kunstijs gewonnen
Jan heeft 31 marathons gewonnen, hij was drie keer Nederlands kampioen marathon op kunstijs en in 1985 werd hij vierde bij de Elfstedentocht. Hij won in 1987 de alternatieve Elfstedentocht in Finland en in 1993 de alternatieve Elfstedentocht op de Oostenrijkse Weissensee.
Ineke en Jan Kooiman, een sportief stel dat nog steeds hun baantjes schaatst in Leeuwarden. Verder leggen ze hele afstanden af op de racefiets en wandelen ze veel. Als bescheiden ‘zondagsfietser’ neem ik er mijn petje voor af!
Wilma Deurloo