Pastorywei 18 – Een kijkje achter de voordeur van Gabe Valk

“Heb jij mij zelf uitgekozen voor een interview in de Warnser Poarte?
Ik heb er namelijk al een paar keer in gestaan vanwege de onderscheidingen die ik heb gehad,” zo begint Gabe Valk het gesprek. Dat wist ik niet. Het betekent dat ik er voor moet zorgen dat het een ‘ander’ gesprek wordt.

“Mijn ouders zijn in 1920 komen wonen aan ’t Sou, op een boerderij 400 meter van de weg. Mijn vader kwam van Koudum, mijn moeder van Skarl. Ik ben in 1935 geboren als helft van een twee-eiige tweeling, mijn broer woont in Hemelum. We zijn heel verschillend, we hebben altijd allebei onze eigen vrienden (maten) gehad en nog steeds. Toen we klein waren, gingen we elke dag met vader de melk naar de weg brengen, bij de Skarlerdyk. Van de vrouw van de bakkerij daar kregen wij altijd een stukje koek. Met onze opa wandelden we naar het voetbalveld dat bij ons huis lag. De voetbalclub heette De Valken. Als er gevoetbald werd of getraind, dan liep er een vrouw met een dropwinkeltje langs de lijn, waar we dropveters kochten voor 5 cent.

Naast een tweelingbroer heb ik twee oudere zussen en een jongere broer. Mijn jongste zusje overleed toen ze 10 jaar oud was aan de gevolgen van een hersenvliesontsteking. Ik weet het nog precies. Het was in 1943, middenin de oorlog, dat er op een nacht een vliegtuig neerstortte op de Buorren. Toen wij naar school gingen zagen we dat ze een lichaam op een ladder de winkel binnenbrachten. Op een ladder, want brancards waren er nog niet. In diezelfde nacht is mijn zusje overleden. Mijn andere zus was 50 toen ze overleed en mijn moeder is maar 56 jaar geworden. Na de MULO heb ik de Landbouwschool gedaan in Balk en toen ik 18 was ging ik in militaire dienst. Ik werd hospik bij de geneeskundige troepen. Na een half jaar kreeg ik pleuritis. Uit onderzoek bleek dat ik tbc had, gelukkig een lichte vorm, maar ik ben wel een jaar verpleegd in een sanatorium in Amersfoort. Mijn moeder – die toen al ziek was – kwam me elke week opzoeken. Ze ging ’s morgens vroeg met de boot van Stavoren naar Enkhuizen en vandaar met de trein naar Amersfoort. ‘s Middags ging ze terug en dan was ze rond zes, zeven uur weer thuis. De behandeling in het sanatorium bestond uit het drinken van vele liters room om aan te sterken. We moesten de ziekte ‘overgroeien’, heette dat. In totaal heb ik 56 liter room gekregen, ik woog op het laatst 106 kg. Toen ik ontslagen werd uit het sanatorium kreeg ik een schadevergoeding mee, dat was prima verzorgd. En ik was meteen afgekeurd voor militaire dienst. Mijn broer had eerder uitstel gekregen om mijn vader te helpen op de boerderij, maar toen ik thuiskwam moest hij in dienst.

Omdat de boerderij van mijn vader niet zo groot was en hij al enkele knechten had, ben ik na mijn diensttijd gaan werken als chauffeur bij Van der Veer hier in Warns. Dat heb ik 10 jaar gedaan. Ik ben in 1961 getrouwd met Diety en we zijn gaan wonen in de Kapelstrjitte. Mijn broer was getrouwd met een meisje uit Hemelum, waar hij later de boerderij van zijn schoonvader heeft overgenomen. Toen mijn vader wilde stoppen heb ik zijn boerderij overgenomen en ben ik er gaan wonen met mijn gezin. Mijn vader is verhuisd naar ons huis in de Kapelstrjitte, waar hij nog 25 mooie jaren heeft gehad met zijn tweede vrouw. Hij is bijna 90 jaar geworden. Het bedrijf van mijn vader was een gemengd bedrijf met koeien en schapen. Ik hou meer van schapen, dat is mijn hobby. Mijn zoon, die nu op het bedrijf zit, houdt meer van koeien. Toen mijn zoon de boerderij overnam, zijn mijn vrouw en ik hier aan de Pastorywei gaan wonen in deze twee-onder-een-kap. Het is een prima huis en we wonen hier met plezier, maar zo vrij als op ’t Sou is het niet.

We hebben drie kinderen, twee zonen en een dochter. Onze zonen wonen beiden op het dorp en onze dochter woont in Bakhuizen. Zij is schoonheidsspecialiste met een eigen praktijk. Ik ben van huis uit Nederlands Hervormd en mijn vrouw was Doopsgezind. Protestanten gingen vroeger naar dezelfde school, de roomsen gingen naar Bakhuizen of naar de staatsschool, de openbare school, die nu de Totem heet. Ik heb veel belangstelling voor alles wat met het dorp en met de kerk te maken heeft. Ik heb in de loop der jaren allerlei functies vervuld en ik ben jarenlang kerkvoogd geweest.” Op mijn vraag wat een kerkvoogd doet, antwoordt Valk plechtig: “de kerkvoogd beheert de stoffelijke belangen van de Nederlands Hervormde Kerk”. “Ik verzorg al jaren de begraafplaats naast de kerk. Als er iemand gestorven is, dan graven wij het graf. Vroeger ging dat allemaal met de hand, maar tegenwoordig hebben we een graafmachine. In verband met ruimtegebrek moesten de graven vroeger 1.80 m diep zijn, dan konden er twee kisten bovenop elkaar worden begraven. Doordat we er grond bij hebben kunnen kopen, hoeven de graven nu nog maar 1.20 m diep te zijn, dat scheelt wel.

Zoals uit onderzoek is gebleken, heette de Johannes de Dooperkerk vroeger de Martinuskerk, dat is nog te zien aan het ornament boven de ingang van de kerk. Bij vroegere restauraties is de ingang van de kerk verplaatst van de noordkant naar de zuidkant en is de trap verplaatst van de zijkant naar de voorkant. Toen is ook de muur er omheen gezet. In het verleden luidde ik meestal op oudejaarsavond de klok en dan stond het hele plein naast de kerk stampvol met mensen die elkaar een gelukkig Nieuwjaar wensten, tegenwoordig stelt het niets meer voor.

Bij de millenniumwisseling in 2000 hebben we ex-Warnsers – ook diegenen die geëmigreerd zijn naar Canada en Amerika – uitgenodigd voor een reünie. Wij hebben die mensen in het buitenland opgespoord. Er zijn er heel wat gekomen en dat was heel emotioneel. Van die reünie heb ik een verslag gemaakt en er zijn video’s van de revue die werd opgevoerd.“ Wat de geschiedenis betreft valt er nog heel veel te vertellen – volgens Valk heeft hij nog wel stof voor een hele dag – maar helaas, mijn ruimte in de Warnser Poarte is beperkt.

Wilma Deurloo