Ats Bonningawei 7 – Een kijkje achter de voordeur van Feiko Jagersma, samen met Anke Jacobi

Feiko wil graag samen met Anke Jacobi geïnterviewd worden om zo aandacht te vragen voor de kaatssport, een sport die zij een jaar of 3, 4 geleden in Warns hebben geïntroduceerd en waar zij erg enthousiast over zijn.

Ter voorbereiding van het gesprek lees ik op internet dat kaatsen één van de oudste nog beoefende balsporten is en dat het in diverse varianten in meer dan 50 landen en landstreken wordt beoefend, onder andere in België, Frankrijk, Baskenland, Valencia, Italië en de Verenigde Staten. Wedstrijden worden nooit gemengd gespeeld, ook niet bij de jeugd, maar op clubniveau gebeurt dit wel.

De belangrijkste kaatswedstrijd is de PC (genoemd naar de – sinds 2003 Koninklijke – Permanente Commissie der Franeker Balverkaatsdag) die deze wedstrijd sinds 1853 op het Sjûkelân te Franeker organiseert. Volgens Feiko komen daar wel 10.000 mensen op af en zijn de kaartjes in een mum van tijd uitverkocht. Daarnaast is er de Freulepartij in Wommels, de belangrijkste kaatswedstrijd voor jongens van 14 tot 16 jaar. De vier belangrijkste kaatswedstrijden, de PC, de Bondspartij, Jong Nederland en de Freulepartij worden samen wel klavertje vier genoemd.

Het spel is in de 16e eeuw in Friesland geïntroduceerd door Hollandse dijkwerkers. Het wordt op gras gespeeld tussen twee ploegen van elk drie spelers, de zogenaamde parturen. Wanneer er veel mensen zijn die willen spelen, dan worden er meerdere wedstrijden naast elkaar gespeeld, in zogenaamde perken. Eén wedstrijd kan wel een uur duren. Als mensen voor het eerst een wedstrijd zien en er zijn meerdere perken, dan vinden ze het dikwijls moeilijk om het spel te begrijpen. Voor de puntentelling wordt een telegraaf gebruikt, een paal met zijtakken waarop bordjes komen te hangen om de score bij te houden. De ene partij heeft rode bordjes en de andere partij witte. Als mensen de telegraaf in de gaten houden, dan wordt het spel meestal wel duidelijk.

Hoewel Feiko geen Fries is van geboorte, woont hij wel al jaren in Friesland. ‘Ik ben geboren in Bennekom, mijn vader was dominee en later hoogleraar en wij verhuisden zo’n beetje elke 2, 3 jaar. Toen ik 21 jaar was ben ik in IJsbrechtum komen wonen en daar heb ik Fries leren spreken en ik heb er het kaatsen leren kennen. Ik vond het zo leuk dat ik elke dag na school en elke avond kaatste en in het weekend deed ik mee met wedstrijden. Dat doe ik nu niet meer, nu speel ik hier in Warns op de donderdagavond en ik doe mee met de toernooien aan het begin en het eind van het seizoen. Ik heb tot mijn 50e gevoetbald. Nu draaf ik twee keer per week en ik speel tennis bij de tennisclub in Stavoren. Ik heb de PABO gedaan en ik geef les aan een MLK school in Sneek, een school voor Moeilijk Lerende Kinderen.’

Anke is opgegroeid in Tietjerk. Zij woont op het Sou, samen met haar man Jorrit en hun vier kinderen. Ze hebben een boerenbedrijf. ‘Ik heb altijd korfbal gespeeld en nog steeds doe ik dat, in Harich. Als afsluiting van het seizoen hebben wij daar altijd een uitje met het team. De laatste keer heb ik mijn teamgenoten een kaatsles gegeven. Bij de Spar in Bakhuizen had ik ‘kaatsballen’ gekocht, een soort pepermunt waarin de spelregels van het kaatsen zitten met een tekeningetje erbij, heel beknopt, maar wel duidelijk. Die had ik voor iedereen gekopieerd en dat was een succes.

Vroeger in Tietjerk heb ik gekaatst en ik vind het heel leuk dat dat nu ook hier in Warns kan. Ik stimuleer mijn kinderen om mee te spelen en die zijn inmiddels heel enthousiast. Helaas lukt het me niet altijd de donderdagavond vrij te houden voor het kaatsen. Als mijn man het druk heeft op de boerderij dan moet ik ’s avonds thuis zijn om de kinderen op bed te leggen. Maar als het even kan, dan ben ik van de partij.’

Op internet las ik dat kaatsen van oudsher vooral populair was in de Friese kleigebieden. Volgens Feiko komt dat omdat kaatsen vroeger een sport was voor ‘arme mensen’ en die woonden nu eenmaal op de klei. Door mee te doen aan wedstrijdjes konden zij wat extra geld verdienen. Voor zover hem bekend heeft kaatsen verder niets met klei te maken. Maar we leven in Warns toch niet op klei? Hoe is het kaatsen dan hier terechtgekomen?

‘Eigenlijk begon het een jaar of 3, 4 geleden, vertelt Feiko, toen Anke, Jolanda Verhoef en ik het een keer na een repetitie avond van de toneelclub, met een slokje op, over kaatsen kregen. We ontdekten dat we in het verleden allemaal hadden gekaatst en zo is het idee ontstaan om het kaatsen in Warns te introduceren. Er wonen hier in de buurt best wel wat mensen die uit een gebied komen waar gekaatst wordt en die vinden het leuk dat ze hier nu ook kunnen kaatsen. Zij doen altijd mee met de wedstrijden die wij organiseren. En intussen zijn er natuurlijk steeds meer volwassenen en kinderen die het hier hebben geleerd.

Kaatsen lijkt wat sport betreft het meest op tennis, alleen wordt de bal met de handpalm of de vuist weggeslagen en niet met een racket. Er wordt gespeeld met een balletje zo groot als een golfbal, gemaakt van paardenhaar. Om de handpalm te beschermen en om de bal ver weg te kunnen slaan, wordt een leren want gedragen. De opslager doet het zonder want en degene die terugslaat, heeft een want aan. We denken erover om een paar tweedehands wanten aan te schaffen die mensen kunnen gebruiken om het eens uit te proberen. Uiteindelijk leer je het toch alleen maar door het te doen en niet door te kijken.’

Anke organiseert het kaatsen voor basisschoolkinderen vanaf groep 3. ‘Het afgelopen jaar deden er in Warns ongeveer 14-16 kinderen mee met de kaatstraining, waaronder mijn eigen kinderen. Kinderen kaatsen niet met het harde balletje, zij spelen met een tennisbal. Zodra kinderen naar de middelbare school gaan, spelen ze mee met de volwassenen. Feiko heeft kinderen in de middelbare schoolleeftijd en ook zij kaatsen met plezier. ‘Mijn zoon assisteert Anke Veldman bij de kaatstraining aan kinderen van de basisschool, dat vindt hij prachtig!’

‘De allereerste keer dat we hier kaatsten, een jaar of 3, 4 geleden, kwamen er 36 mensen op af en er waren mensen van de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond aanwezig. Dat was een mooie reclame. Helaas loopt de belangstelling sinds het afgelopen jaar wat terug en dat is jammer, want kaatsen wordt leuker naarmate er meer mensen zijn die meedoen. Met een vaste kern van 14-16 mensen zouden we heel tevreden zijn.

We beginnen en eindigen het kaatsseizoen altijd met een toernooi op de zondagmiddag en van mei tot september kaatsen we elke donderdagavond op het sportveld bij de Treffe. Lagere schooljeugd kaatst van 19.00 – 20.00 uur en volwassenen van 20.00 – 21.30 uur. Samen met de mensen die komen spelen worden de lijnen uitgezet voor de perken waarin gespeeld wordt. Na afloop bergen we met elkaar de spullen weer op in een keet die wij in de zomermaanden gebruiken van de ijsclub.

Afhankelijk van het aantal spelers kunnen we tot drie perken naast elkaar uitzetten. Er wordt gespeeld met drie personen per perk, een zogenaamd kaatspartuur. Deze drie personen hebben vier taken te verdelen: de 1e opslager (foar-bêstopslagger), de 2e opslager (2e foar-minstopslagger), voorins (voorste perkspeler) en achterins (achterste perkspeler).

Eigenlijk is het zo dat iemand die kan volleyballen, dat die ook kan kaatsen. En iedereen kan meedoen met kaatsen. We zijn geen club, we hebben geen leden en we zijn niet aangesloten bij de Koninklijke Nederland Kaatsbond (KNKB). We vragen ook geen contributie. Alleen voor een toernooi vragen we een bescheiden bijdrage van € 2,50. Dat geld gebruiken we voor de aanschaf van prijsjes. De winnaar bij de volwassenen krijgt een beker en een lauwerkrans die gemaakt wordt door mijn vrouw Eelkje, samen met enkele dames uit de buurt. Ook bij de kinderen krijgt de winnaar een krans en een beker. Verder krijgen alle kinderen die hebben meegedaan aan het toernooi een vaantje. We hopen natuurlijk dat we over een aantal jaren zoveel kinderen in Warns enthousiast hebben gemaakt voor deze sport, dat kaatsen een wezenlijk onderdeel uitmaakt van ons dorp.

Vanaf 2 mei a.s. wordt er weer elke donderdagavond gekaatst – behalve als het regent. Op 9 mei wordt er niet gekaatst, want dat is Hemelvaartsdag. Op zondagmiddag 12 mei start het seizoen met pearke keatsen (paren kaatsen), opgeven kan bij Anke Jacobi (keatsenwarns@hotmail.com). De aankondiging voor het toernooi zal bij de bakker en bij Klaske Bekkema hangen en mensen van wie we een emailadres hebben, krijgen hem per email. Daarnaast komt de aankondiging op de site van Warns te staan. We nodigen iedereen van harte uit om op 12 mei dit mooie spel met ons te komen spelen. Het belooft een gezellige middag te worden, waar ook voor de inwendige mens wordt gezorgd.

De mensen van de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond die ooit op Koninginnedag een kaats clinic gaven, waren lovend over de mooie plek die wij hier hebben om te kaatsen, met dat glooiende veld en dat prachtige uitzicht richting IJsselmeer. Helaas is het veld te hobbelig geworden, vooral mensen die kampen met rug- en knieproblemen hebben daar last van. Eigenlijk zou het terrein een keer geëgaliseerd moeten worden. We hebben het weleens aangevraagd bij de gemeente, maar dat kost geld en dat hebben we niet.’

Na afloop van het gesprek duizelt het me een beetje van alle ‘kaatsjargon’. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het fijne van kaatsen nog niet begrijp, maar de letterlijke betekenis van de uitdrukking ‘wie kaatst moet de bal verwachten’ is me vanavond wel duidelijk geworden.

Wilma Deurloo