De eerste keer dat ik Ep ontmoet, is bij de Coöp in Stavoren, waar we aan de praat raken.
Niet lang daarna ben ik bij een presentatie die hij geeft over libellen in Mar en Klif. Zijn enthousiasme over wat er leeft in de natuur boeit me.
“Het begint met een zekere nieuwsgierigheid. Ik wil van een heleboel een beetje weten. Ik ben vooral geïnteresseerd in de samenhang van dingen, wat het een met het ander te maken heeft, zo begint Ep zijn verhaal, ik ben niet zo van de finesses.” Al meer dan 40 jaar is hij bezig met het fotograferen van en schrijven over libellen, vlinders en vogels. “Sinds mijn pensioen in 2015, besteed ik er veel tijd aan. Ik ga minstens één keer per jaar een paar weken met mijn vogelvriend Franciscus op pad. Het is heel fijn om dat samen met een ander te doen, het wordt pas leuk als je kunt delen. Afgelopen zomer waren Franciscus en ik twee weken in Bulgarije. Daar leven op een klein oppervlak wel 200 soorten vlinders. Wij hebben hier in Nederland nog maar 53 soorten en die zitten dan ook nog in een bepaald gebied. Zo zit het Pimpernelblauwtje alleen nog in de buurt van Posterholt in Limburg, langs een drukke provinciale weg. Als je dat beestje wilt zien, dan moet je dus daar naartoe en dan kun je alleen via een maisakker dat beestje zoeken, terwijl ze in Bulgarije om je hoofd vliegen. Daar lopen we van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat door het gebied en proberen we alleen maar om vlinders zo mooi mogelijk op de foto te krijgen. Na zo’n reis kom ik thuis met wel 10.000 foto’s waarvan ik er misschien 500 overhoud, alleen de mooiste bewaar ik. Ze zijn vooral voor mezelf, maar ik gebruik ze ook voor presentaties, voorlichting of voor een cursus. Er is nu een kleine tentoonstelling van libellen in de schuur van Staatsbosbeheer in Oudemirdum en volgend jaar komen daar vlinders te hangen. Mijn vogelvriend en ik zijn eerder in Bulgarije geweest en ook nog in Hongarije, daar is de natuur minder beroerd door mensen, daar heb je 250 soorten vlinders. Volgend jaar willen we naar Servië.” Op mijn vraag wie de namen van vlinders bedenkt, legt Ep uit dat dat niet zo moeilijk is. Het Pimpernelblauwtje is blauw en die zit op de Pimpernel, een vlinderplant. Alle namen zijn te herleiden tot het gedrag van een vlinder of hoe die eruitziet. Zo zit de Knoopkruidparelmoervlinder op de Knoopkruidplant, daar leggen ze hun eitjes en daar vind je de rupsen en poppen van de Parelmoervlinder. Logisch toch?
Ep is geboren in Akkerwoude, het huidige Damwoude. Zijn vader was ambtenaar en zijn grootvader was de laatste wagenmaker, “een echte vakman. We zijn met drie jaar verhuisd naar Sneek. Mijn eerste baan als onderwijzer was in de combinatieklassen 1 en 2 aan een school in Engwierum, een klein dorpje boven Dokkum. In die tijd kon je uitstel krijgen van militaire dienst als je op een dorpsschool werkte. Ik heb er zes jaar met veel genoegen gewerkt. Daarna heb ik tweeënhalf jaar gewerkt in Pingjum als hoofd van de Christelijke school met de Bijbel en in december 1982 zijn we verhuisd naar Warns, waar ik hoofd werd van de Christelijke school De Skoalfinne. Vanaf 1985, toen de kleuterschool bij de basisschool kwam, werd ik directeur in plaats van hoofd. In 1995 werd ik gevraagd voor de school van Hemelum en later kwamen daar Elahuizen en It Heidenskip bij, toen had ik vier scholen onder mijn hoede. Ik gaf geen les meer, ik regelde alleen alle overkoepelende zaken. In 2002 zijn we gefuseerd met 15 andere basisscholen en werd ik algemeen directeur van deze combinatie, samen met een paar collega’s. De laatste jaren was ik directeur/bestuurder. Hoewel ik het lesgeven en werken met kinderen altijd heel fijn heb gevonden, was ik na 20 keer het sinterklaasfeest en kerstmis te hebben georganiseerd toe aan een nieuwe uitdaging en de managementfunctie paste mij goed. Ik houd van organiseren en plannen maken. Toen ik begon als hoofd van de school werd er nog heel veel geregeld vanuit het Ministerie. We kregen bijna wekelijks een circulaire waarin stond wat we moesten doen. Door de jaren heen zijn er steeds meer verantwoordelijkheden bij de scholen en de directies terechtgekomen.
Het plotselinge overlijden van mijn naaste collega in 2014 was een kantelmoment. Ik was 63 jaar en ik ging mezelf afvragen: wat wil ik nog? Op dat moment heb ik – in overleg met mijn vrouw – de keuze gemaakt om eerder te stoppen. Ik mis het werk niet, alleen het contact met collega’s, dat miste ik in het begin wel. Ik ben voorzitter geworden van het bestuur van De Spylder omdat ik daar nu tijd voor heb. Het is leuk om samen met anderen een gevarieerd aanbod in de Spylder te bewerkstelligen. Ik vind het op zichzelf wel leuk, maar ik hoef er niets meer bij. Ik vind het heerlijk dat ik nu tijd heb voor alle dingen waar ik belangstelling voor heb. Vanaf de lente tot nu ben ik ongeveer elke dag in de natuur. Dat is 40 jaar geleden begonnen toen we in Engwierum woonden. Dat begint dan met het kopen van een verrekijker, een vogelboekje en dan zie je steeds meer wat kruipt en sluipt. Ik wil alles kunnen benoemen, ik kan er niet goed tegen als ik iets niet weet.”
Op een plank aan de muur zie ik grote stapels boeken liggen. Dat zijn de stapels die nog gelezen moeten worden, begrijp ik. “Ik lees het liefst dikke boeken, thrillers en verhalende boeken die je meenemen. Ik vind het altijd jammer als ik een boek bijna uit heb, daarom wacht ik soms een dag met het lezen van de laatste vier of vijf bladzijden. Ik zou het fijner vinden als je halverwege een boek zou moeten beginnen, zodat je niet weet wanneer het verhaal is afgelopen. Het zit niet in mijn aard om lang achter elkaar te lezen. Na een half uur of drie kwartier leg ik het boek weg en ga ik iets anders doen. Ik ben een doener.
Ik ben lid van De Hynstebiter, de Friese libellenwerkgroep, de grootste libellenclub van Nederland. We zijn ongeveer 10 jaar bezig geweest om alle libellen van Fryslân in kaart te brengen en te fotograferen. Vele foto’s van mij zitten in het boek Libellenrijk Fryslân – ‘mei ljochtsjende wjukken oer it wetter’. De Wyldemerk, een libellenreservaat bij Harich met 35 soorten libellen, is mede door de Hynstebiter opgericht. Met de digitale fotografie is fotograferen wel een stuk gemakkelijker geworden. Je kunt nu direct zien of een foto scherp is en de foto’s die niet mooi genoeg zijn, kun je weggooien. Vroeger ging ik met zes diarolletjes op pad, met elk 36 dia’s die je dan nog moest laten ontwikkelen en afdrukken. Nu het project is afgelopen en na de vlinderhobby, moet ik nodig bezig met kevers, sprinkhanen, bijen en nachtvlinders.
Ik ben ook kinderboekenschrijver, Friestalig.” Hij laat me drie van zijn boeken zien, waarvan één boek is samengesteld uit verhaaltjes die Ep zijn jongste dochter Elbrich vroeger voor het slapengaan vertelde over de dingen die ze had beleefd. “We hebben drie kinderen: Durk, Dieuwke en Elbrich en drie kleinkinderen: Nynke, Femke en Foske. Op dit moment ben ik bezig met een boek dat gaat over mijn kleindochters Nynke en Femke. Ik gebruik de komende winterperiode om het boek af te maken. Ik heb een speciale schrijfkeet in mijn tuin staan, met een prachtig uitzicht over de landerijen, muziekje erbij, wat wil je nog meer?”
Na afloop van ons gesprek mag ik zijn schrijfkeet zien. Het dak van de keet is van binnen lichtblauw geschilderd als een hemel met sterren. Er hangen prachtige foto’s aan de muur van – hoe kan het ook anders – een havik, een libelle, het bleekblauwtje en een oranjetipje.
De indruk die Ep bij mij achterlaat is die van een gepassioneerd man, een onderwijzer en een doener! Een man die tijdens ons gesprek tweemaal is opgesprongen, toen er eerst een kramsvogel en later een rode wouw langs vlogen. In het vogelboekje dat hij erbij pakt, staat een plaatje van de rode wouw met zijn gevorkte staart. “De rode wouw broedt in Limburg, ik heb hem hier in jaren niet gezien!” Als we teruglopen naar zijn huis, redt hij nog even een roodborstje dat per ongeluk onder een afdak is gevlogen. Hij laat me de gespreide vleugels van het beestje zien en geeft het daarna de vrijheid.
“Afgelopen weekend waren we op Texel om vogels te kijken en vooral te horen. De vogels zijn nu bezig met hun trek en dan maken ze een ander geluid dan de zang die ze in de zomer laten horen”, vertelt hij. Zo, dat weet ik dan ook weer!
Wilma Deurloo