‘t Noard – Een kijkje achter de voordeur van Klaske Bekkema

Als ik mijn fiets tegen de voorkant van het huis zet, komt Klaske me tegemoet. Ik ben nog nooit in haar huis geweest, ik ken haar alleen van de winkel. Maar ja, die is sinds december 2013 gesloten. Ik ben benieuwd hoe het haar vergaat, zo’n 3-4 maanden later. “Het kost me moeite”, zegt Klaske, “ik was zo gewend om altijd druk te zijn, ik weet nog niet zo goed wat ik moet doen, ik voel me soms nutteloos, alsof ik geen doel meer heb. Jeen zegt dat ik in een rouwproces zit en dat ik daar de tijd voor moet nemen, dus daar probeer ik me aan over te geven.

Ik kom van Staveren, wij hadden thuis een boerderij. Ik was een echt ‘vaderskind’, altijd bezig op de boerderij. Ik verzorgde de schapen en de kalfjes en ik hielp met melken. Ik houd van actie en ik had zo mijn vaste dingen, er was altijd wel wat te doen.

Later ben ik kleuterleidster geworden, dat heb ik met veel plezier gedaan, totdat ik zelf een kind kreeg. Toen had ik het wel even moeilijk. Parttime werken bestond in die tijd nog niet en het voelde voor mij niet goed dat ik voor een klas met 40 kinderen zou staan, terwijl onze zoon door een ander zou worden opgevoed. In 1968 heb ik daarom vrijwillig ontslag genomen. Jeen en ik woonden destijds in de Kapelstrjitte. Hij werkte bij zijn vader in het bedrijf. Nadat mijn schoonmoeder in 1973 verongelukt was tijdens een vakantie in Zwitserland, verhuisden wij naar ’t Noard en ben ik mee gaan werken in het bedrijf. Ik had dat werk nog nooit gedaan, ik ben gewoon in het diepe gesprongen. Naast het bedrijf hadden we in die tijd de winkel aan huis en ook een benzinepomp aan de andere kant van de weg en die was 7 dagen in de week open. We hadden maar 1 telefoon, dus ik moest altijd weten waar de jongens waren, want als er een ergens een storing was, dan moest ik ze kunnen bereiken. De winkel groeide uit haar jasje en ik zag nog wel meer mogelijkheden. In 1992 hebben we besloten de pomp te sluiten en te investeren in een nieuwe winkel met huishoudelijke artikelen en tuinmeubelen aan de overkant van ons huis. Ik kocht alles zelf in, dus ik kon op die manier bepalen wat geschikte handel was voor onze omgeving. Ik was niet bang om iets in te kopen wat misschien een beetje te modern was, want ik vond dat je wel bij de tijd moest blijven. Ik zocht naar een pakket voor elke portemonnee en voor allerlei smaken. Maar zeker zo belangrijk als de verkoop vond ik het contact met de mensen, ik heb heel wat verhalen aangehoord.

Tegen de tijd dat ik 65 werd, begonnen mensen te vragen wanneer ik zou stoppen, maar in die tijd wilde ik daar niets van weten, ik had het nog zo naar mijn zin. Maar tegen de tijd dat ik 70 werd, werd de vraag hoelang ik wilde doorgaan wel  relevanter. Ik kon het werk nog steeds heel goed aan – ik was nooit moe, ik wist niet eens wat moe zijn was – ik voelde me door de mensen om mij heen ‘gedragen’, maar ik wilde niet wachten tot ik het niet meer aan zou kunnen en een ander het voor mij zou moeten afronden. Toen heb ik de knoop doorgehakt en aangekondigd dat ik eind 2013 zou stoppen.

Vlak voordat de winkel definitief werd gesloten, kwam er een vrouw met een bos bloemen, die zei: ‘ik vind het zo jammer dat je gaat sluiten. Winkels als deze zijn er niet meer, ook niet in andere dorpen, het hart verdwijnt uit het dorp’. Gek genoeg had ik het op die manier nog nooit bekeken. Maar ik denk dat het wel klopt, steeds meer winkels verdwijnen uit het dorp. Daarom had ik eigenlijk een beetje een schuldgevoel. Mijn winkel was ook een ontmoetingspunt en het voelde alsof ik de mensen verliet.Ik heb de winkel per seizoen afgesloten en achteraf gezien ben ik daar heel tevreden over. Ik heb het gedaan op mijn manier en dat is heel goed gegaan. En ja, dan ‘hoef’ je opeens niet meer naar de overkant en dat is wennen. Ik ben altijd een mens geweest van een vast programma: ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. En als je dat 40 jaar of langer hebt gedaan…Van thuis uit heb ik meegekregen dat je omziet naar de ander. Nu bekruipt mij soms het gevoel dat ik geen bijdrage meer lever aan de gemeenschap, hoewel ik in de grond van mijn hart natuurlijk wel weet dat ik op een andere manier nog steeds iets voor anderen kan betekenen. “Heb je dan geen hobby’s?” vragen mensen mij soms. Nee, daar heb ik nooit tijd voor gehad, mijn werk was mijn hobby. De binding met de klanten, die hoorden bij mijn leven. Nu moet ik zien hoe ik mijn tijd ga invullen.Soms heb ik zin om een paar dagen ‘van het erf af te gaan’, even de zinnen te verzetten. Misschien een keer naar één van de eilanden. Maar voorlopig zit dat er niet in, ik heb nog zoveel afspraken staan op de avonden, zoals zingen met mensen van de Doopsgezinde Gemeente. We studeren liederen in uit het nieuwe liedboek, daar geniet ik echt van. Vroeger vond ik samen zingen ook fijn, maar nu krijgt het wat meer de nadruk, omdat ik de winkel en het contact met de mensen mis.
Het is een rouwproces, precies wat Jeen zegt, maar ik kom er wel doorheen, hoor!”

Wilma Deurloo